Jeruzalem lijkt op een ontrouwe vrouw
Jeruzalem is ontrouw aan de Heer
1De Heer sprak opnieuw tegen mij. Hij zei: 2-3‘Mensenkind, de inwoners van Jeruzalem zijn andere goden gaan dienen. Ze zijn mij ontrouw geworden. Vertel hun maar hoe verschrikkelijk dat is.
Een kind waar niemand voor zorgt
Vergelijk Jeruzalem maar eens met een vrouw. Die vrouw werd geboren in het land Kanaän. Haar vader kwam uit het land van de Amorieten, en haar moeder uit het land van de Hethieten.
4Toen ze net geboren was, wilde niemand voor haar zorgen. Er was niemand die de navelstreng van het meisje doorsneed, en niemand die haar waste en in doeken wikkelde. 5Niemand zorgde voor het kind. Niemand had medelijden met haar.
Op de dag van haar geboorte lieten haar ouders haar achter in een veld. Want ze wilden het kind niet houden.
De Heer redt het kind
6Toen kwam ik, de Heer, daar voorbij. Ik zag het kind liggen, helemaal onder het bloed. En ik zei tegen het kind: ‘Ik zal ervoor zorgen dat je in leven blijft. Nu zit je nog onder het bloed. 7Maar je zult groeien en mooi worden, net zoals een bloem in het veld.’
Het kind wordt volwassen
Het kind groeide op en werd volwassen. Het werd een prachtige jonge vrouw. Ze kreeg mooie borsten, en haar haar groeide. Maar ze was nog steeds helemaal naakt.
8Weer kwam ik voorbij. Ik zag dat het meisje volwassen geworden was. Ze was oud genoeg om te trouwen. Toen deed ik mijn mantel om haar heen, zodat ze niet meer naakt was. En ik beloofde haar dat ik haar voor altijd trouw zou zijn. Zo werd ze mijn vrouw.
De Heer maakt de vrouw mooi
9Ik waste het bloed van haar lichaam af, en smeerde haar huid in met olie. 10Ik gaf haar prachtige kleren, leren sandalen, een witte sluier en een mantel van kostbare stof. 11Ik gaf haar ook sieraden: armbanden, een ketting, 12een neusringetje en oorbellen. En ik zette een prachtige kroon op haar hoofd. 13Ze zag er schitterend uit met haar gouden en zilveren sieraden, en met haar mooie kleren van kostbare stoffen.
Ik gaf haar ook heerlijk eten: koeken van fijn meel, honing en olijfolie.
De vrouw werd mooier en mooier. Ze werd net zo mooi als een koningin. 14Over de hele wereld was ze beroemd om haar schoonheid. Ik, de Heer, had haar zo mooi gemaakt.
De vrouw gedraagt zich als een hoer
15Maar omdat de vrouw zo mooi en beroemd was, werd ze trots. Ze wist dat ze elke man kon krijgen die ze wilde. Ze ging zich gedragen als een hoer, en sliep met iedere man die ze tegenkwam.
16Ze legde haar prachtige kleren op een bed, en daarop sliep ze met die mannen. Zoiets was nooit eerder gebeurd, en zal ook nooit meer gebeuren!
De vrouw maakt afgodsbeelden
17De vrouw liet de prachtige zilveren en gouden sieraden die ik haar gegeven had, smelten. Ze maakte er afgodsbeelden van, en vereerde die. En aan mij dacht ze niet meer! 18Ze kleedde de beelden aan met haar prachtige kleren. En ze offerde mijn olie en mijn wierook aan hen. 19En ook het eten dat ik haar gegeven had, de koeken van fijn meel, olijfolie en honing, offerde ze aan de beelden. Het offer rook heerlijk. Zo wilde ze de goden een plezier doen.
20-21Zelfs de kinderen die ze met mij gekregen had, offerde ze aan die goden. Ze slachtte mijn kinderen om hen aan de goden te offeren! Ze dacht zeker dat haar ontrouw nog niet erg genoeg was.
22Het was afschuwelijk wat ze deed. Ze had mij verlaten, en leefde als een hoer. Ze dacht er geen ogenblik meer aan dat ik haar vroeger gered had. Dat ik voor haar gezorgd had, toen ze als baby achtergelaten was, helemaal naakt en onder het bloed.
Het wordt steeds erger
23-25Het zal slecht aflopen met die vrouw! Want nadat ze al die verschrikkelijke dingen gedaan had, werd het nog veel erger. Overal waar ze kwam, ging ze met mannen naar bed. Op elk plein en op de hoek van elke straat. Ze maakte misbruik van haar schoonheid, en probeerde iedereen die voorbijkwam, te verleiden.
26Ze sliep ook met haar buren, de Egyptenaren. Dat waren mannen die alleen maar aan seks dachten.
De Heer straft de vrouw
De vrouw ging zich steeds meer als een hoer gedragen. Ik voelde me diep beledigd door haar. 27Daarom besloot ik haar te straffen. Ik pakte de spullen af die ik haar gegeven had. En ik leverde haar uit aan haar vijanden, de Filistijnse vrouwen. Die mochten met haar doen wat ze wilden. Maar zelfs zij schaamden zich voor haar schandelijke gedrag.
De vrouw gaat naar andere volken
28De vrouw ging ook naar bed met de Assyriërs. Maar daarna had ze er nog steeds geen genoeg van. 29Daarom sliep ze ook nog met de Babyloniërs, die handelaars. Maar zelfs dat was niet genoeg. 30Ze liet zich helemaal gaan en schaamde zich nergens voor.
De vrouw betaalt mannen voor seks
31De vrouw ging overal met mannen naar bed, op elk plein en op de hoek van elke straat. Maar toch was ze anders dan andere hoeren. Want ze wilde niet dat de mannen haar betaalden. 32Ze liet haar eigen man in de steek en ging naar bed met vreemde mannen. 33Maar terwijl andere hoeren betaald worden, wilde zij er niets voor hebben. Nee, zij betaalde juist de mannen! Want ze wilde dat die overal vandaan naar haar toe zouden komen.
34Het ging bij haar dus precies andersom als bij andere hoeren. De mannen liepen niet achter haar aan, maar zij liep achter de mannen aan. En de mannen betaalden haar niet, maar zij betaalde de mannen.
De Heer is woedend
35Daarom is dit mijn boodschap: ‘Luister naar mij, hoer! 36Je verlangde naar seks met allerlei mannen. Je kleedde je voor hen uit, en ging met hen naar bed. Je vereerde die afschuwelijke afgoden, en offerde je eigen kinderen aan hen.
37-38Daarom zal ik je straffen! Ik zal je net zo streng straffen als andere vrouwen die vreemdgegaan zijn of die een moord gepleegd hebben. Je zult zo hard geslagen worden, dat je onder het bloed komt te zitten. Want ik ben woedend op jou!
De vrouw wordt gestraft
Dit ga ik doen: Ik ga alle mannen met wie jij geslapen hebt, bij elkaar roepen. De mannen van wie je hield, maar ook de mannen die je haatte. Zij zullen in een kring om je heen gaan staan. Dan zal ik jou voor hun ogen uitkleden, zodat je helemaal naakt voor hen zult staan.
39Die mannen mogen met je doen wat ze willen. Ze zullen de plaatsen afbreken waar je met hen geslapen hebt. Ze zullen je kleren van je lijf trekken, en al je mooie spullen van je afpakken. Daarna zullen ze je naakt achterlaten.
40Dan zullen ze een heleboel mensen bij elkaar roepen. Die zullen stenen naar je gooien en je neerslaan met hun zwaarden. 41Daarna steken ze je huizen in brand. Zo zullen ze je straffen, terwijl andere vrouwen toekijken.
De Heer zal niet meer kwaad zijn
Zo komt er een einde aan je afschuwelijke gedrag. Je zult je niet meer als een hoer gedragen. En je zult geen mannen meer betalen om met je naar bed te gaan.
42Als ik je genoeg gestraft heb, zal ik weer rustig worden. Dan zal ik niet meer jaloers zijn, en niet meer kwaad op je zijn.
43Maar eerst zal ik je straffen voor je afschuwelijke gedrag. Want je hebt er geen ogenblik meer aan gedacht dat ik je vroeger gered heb. En je had geen enkele eerbied voor mij toen je al die vreselijke dingen deed. Je hebt je schandelijk en afschuwelijk gedragen!
De vrouw is slechter dan haar zussen
44De mensen zeggen over jou: ‘De dochter lijkt precies op haar moeder!’ 45Want ook je moeder haatte haar man en haar kinderen. En je lijkt ook op je zussen. Want ook zij haatten hun man en hun kinderen.
Jullie moeder komt uit het land van de Hethieten, en jullie vader uit het land van de Amorieten. 46Je oudste zus, Samaria, woonde met haar dochters in het noorden. En je jongste zus, Sodom, woonde met haar dochters in het zuiden.
47Je zussen gedroegen zich vreselijk. En jij was al net zo erg. Maar al snel werd je nog veel erger dan zij. 48Het is bijna niet te geloven, maar jij en je dochters gingen zich nog slechter gedragen dan je zus Sodom en haar dochters!
49Sodom en haar dochters waren trots en verwend. Ze leefden zonder zorgen, en hadden meer dan genoeg te eten. Maar ze deden helemaal niets om arme en zwakke mensen te helpen. 50Ze dachten dat ze zelf belangrijker waren dan anderen. Ze deden dingen die ik verschrikkelijk vond. Toen ik dat merkte, heb ik hen weggejaagd.
51Maar jij bent nog veel erger dan je zussen! Vergeleken met jouw afschuwelijke gedrag valt hun gedrag wel mee. 52Je moet je schamen! Jouw misdaden zijn zo groot, dat die van je zussen klein lijken. Schaam je diep!
Het zal weer goed gaan met de vrouw
53Toch zal ik ervoor zorgen dat het weer goed gaat met Sodom en haar dochters, en met Samaria en haar dochters. En daarna zal ik ervoor zorgen dat het ook weer goed gaat met jou.
54Dan zul jij je schamen voor alles wat je gedaan hebt. Je zult je vernederd voelen. En dat zal Sodom en Samaria troosten.
55Met Sodom en Samaria en hun dochters zal het weer net zo goed gaan als vroeger. En ook met jou en je dochters zal het weer goed gaan.
Andere mensen spotten met de vrouw
56Vroeger roddelde jij over Sodom. Je was trots, je dacht dat je beter was dan zij. 57De mensen wisten toen nog niet hoe slecht jij zelf eigenlijk was.
Maar nu roddelen de andere vrouwen over jou: de vrouwen uit Aram en de landen daaromheen, en ook de Filistijnse vrouwen die naast je wonen. Ze spotten allemaal met jou. 58En dat is je eigen schuld! Want je hebt je schandelijk en afschuwelijk gedragen.
De Heer doet een nieuwe belofte
59Luister, Jeruzalem! Je krijgt je verdiende loon! Want je bent mij ontrouw geworden. We hadden beloofd dat we elkaar voor altijd trouw zouden zijn. Maar jij hebt je niet aan die belofte gehouden.
60Toch zal ik de belofte die we elkaar vroeger gedaan hebben, niet vergeten. Ik zal opnieuw een belofte aan je doen. Je mag weer bij me terugkomen, en dan zullen we voor altijd bij elkaar horen.
61Je oudste en je jongste zus zullen weer bij je terugkomen. En jij zult de baas over hen zijn, ook al heb je dat niet verdiend. Je zult terugdenken aan wat je vroeger gedaan hebt, en je zult je er diep voor schamen.
62Als ik die nieuwe belofte aan je gedaan heb, zul je begrijpen dat ik de Heer ben. 63Dan zul je terugdenken aan al je misdaden. En je zult je daar zo voor schamen, dat je niets meer durft te zeggen. Maar ik zal je alles vergeven wat je gedaan hebt. Dat heb ik, de Heer, besloten.’’