De laatste week
Maria giet olie over Jezus’ voeten
1Zes dagen voor het Paasfeest ging Jezus naar Betanië. Daar woonde Lazarus, die door Jezus weer levend gemaakt was. 2In Betanië werd een maaltijd gehouden ter ere van Jezus. Jezus at samen met Lazarus en een aantal andere mensen. Marta zorgde voor het eten.
3Maria pakte een flesje met heel dure olie. De olie had een lekkere geur. Ze goot de olie over de voeten van Jezus. En met haar haren droogde ze zijn voeten weer af. Overal in het huis was de geur van de olie te ruiken.
Judas is boos op Maria
4Judas Iskariot, de leerling die Jezus zou gaan uitleveren, was er ook bij. Hij zei: 5‘Die olie had voor een enorm bedrag verkocht kunnen worden! Waarom is dat niet gebeurd? Dan hadden we het geld aan de armen kunnen geven.’ 6Dat zei Judas niet omdat hij graag arme mensen hielp, maar omdat hij een dief was. Hij droeg het geldkistje van de groep, en pakte daar soms geld uit voor zichzelf.
7Jezus zei tegen Judas: ‘Laat Maria met rust. Zij moest dit doen. Daarmee heeft ze laten zien wat er gaat gebeuren bij mijn begrafenis. 8Jullie zullen altijd arme mensen om je heen hebben, maar ik zal er niet altijd zijn.’
De priesters willen ook Lazarus doden
9Toen bekend werd dat Jezus in Betanië was, kwamen er veel Joden naar hem toe. Ze kwamen niet alleen voor Jezus. Ze wilden ook Lazarus zien, die door Jezus weer levend gemaakt was.
10Toen besloten de priesters dat ook Lazarus gedood moest worden. 11Want veel Joden kwamen vanwege Lazarus naar Jezus toe, en gingen in hem geloven.
Jezus gaat naar Jeruzalem
12Er waren veel mensen naar Jeruzalem gekomen voor het Paasfeest. Vijf dagen voor het feest hoorden ze dat Jezus op weg was naar Jeruzalem. 13Toen gingen ze Jezus tegemoet. Ze hadden palmtakken in hun handen, en ze riepen: ‘Alle eer aan God! Leve de man die door God gestuurd is! Leve de koning van Israël!’
14Jezus zag een jonge ezel staan en ging erop zitten. Want zo staat het in de heilige boeken: 15«Wees niet bang, inwoners van Jeruzalem. Jullie koning komt eraan! Hij zit op een jonge ezel.»
16Eerst begrepen de leerlingen niet wat er gebeurde. Ze begrepen het pas later, toen Jezus zijn plaats in de hemel naast God gekregen had. Toen herinnerden ze zich wat er in de heilige boeken over Jezus staat. En dat alles inderdaad zo gegaan was.
Er zijn veel mensen bij Jezus
17Veel mensen uit Jeruzalem hadden gezien dat Jezus Lazarus weer levend gemaakt had. Ze waren erbij geweest toen hij hem uit het graf naar buiten riep. En dat hadden ze overal doorverteld. 18Zo hadden heel veel mensen gehoord dat Jezus een groot wonder gedaan had. En daarom waren ze hem tegemoet gegaan met palmtakken in hun handen.
19De farizeeën zeiden tegen elkaar: ‘Het is duidelijk dat onze plannen mislukt zijn. Kijk maar, iedereen loopt achter Jezus aan!’
Het voorbeeld van de graankorrel
20Er waren ook niet-Joden naar Jeruzalem gekomen om God te vereren op het Paasfeest. 21Zij gingen naar Filippus toe, die uit Betsaïda in Galilea kwam. Ze vroegen aan Filippus of ze Jezus konden ontmoeten. 22Filippus ging eerst naar Andreas, en zij gingen daarna samen naar Jezus om dat aan hem te vragen.
23Jezus zei: ‘Het moment is gekomen dat de Mensenzoon zijn plaats in de hemel naast God zal krijgen. 24Luister heel goed naar mijn woorden: Een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt, moet sterven. Zolang hij niet sterft, gebeurt er niets. Maar als hij sterft, levert hij veel nieuwe korrels op. 25Bedenk daarom: Als je je leven het allerbelangrijkste vindt, dan zul je het voor altijd verliezen. Maar als je bereid bent om je leven op aarde op te geven, dan zul je het eeuwige leven krijgen.
26Als je mij wilt dienen, volg mij dan. Mijn dienaren zullen zijn waar ik ben. Als je mij dient, zul je eer krijgen van de Vader.’
Gods stem klinkt uit de hemel
27Jezus zei: ‘Ik moet nu bijna sterven, ik ben bang. Zal ik bidden: Vader, red mij van de dood? Nee, want ik ben juist op aarde gekomen om te sterven. 28Daarom bid ik: Vader, laat aan iedereen uw grote macht zien.’
Toen klonk er een stem uit de hemel, die zei: ‘Ik heb mijn macht laten zien, en ik zal het opnieuw doen.’ 29De mensen die erbij stonden, hoorden het. Sommigen dachten dat ze het geluid van de donder hoorden. Anderen dachten dat er een engel tegen Jezus sprak.
30Maar Jezus zei: ‘Die stem sprak niet tegen mij, maar tegen jullie! 31Nu is het beslissende moment voor de wereld gekomen! Satan zal uit de hemel gegooid worden. 32En ik zal een hoge plaats krijgen boven de aarde. Dan zal ik alle mensen die bij mij horen, naar mij toe halen.’ 33Met die hoge plaats bedoelde Jezus niet alleen de hemel, maar ook zijn plaats aan het kruis. Want hij zou aan het kruis sterven.
Jezus blijft niet lang meer op aarde
34De mensen zeiden tegen Jezus: ‘Wij hebben uit de heilige boeken geleerd dat de messias voor altijd bij ons blijft. Maar u zegt dat de Mensenzoon een hoge plaats moet krijgen boven de aarde. Wie is die Mensenzoon dan?’
35Jezus zei tegen hen: ‘Ik zal nog maar kort bij jullie zijn. Ga daarom nu in mij geloven, want ik ben het ware licht. Dan zal het donker jullie straks niet in zijn macht krijgen. Want iemand die in het donker leeft, ziet niet waar hij heen loopt. 36Geloof in mij, nu ik hier nog ben. Dan zullen jullie voor altijd bij het licht horen.’
Toen Jezus dat gezegd had, ging hij weg. Hij ging naar een plaats waar niemand hem kon vinden.
Veel mensen geloven niet in Jezus
37De mensen hadden Jezus veel wonderen zien doen. Toch geloofden ze niet in hem. 38Maar zo moest het gaan. Want de profeet Jesaja heeft gezegd: «Heer, niemand gelooft wat wij vertellen. Niemand wil uw grote macht zien.» 39De mensen konden niet in Jezus gaan geloven, want Jesaja heeft ook gezegd: 40«Hij heeft hun ogen blind gemaakt, zodat ze niets kunnen zien. Hij heeft hen ongevoelig gemaakt, zodat ze niets kunnen begrijpen. Daarom veranderen ze hun leven niet, en worden ze niet gered.» 41Met die woorden sprak Jesaja over Jezus, want hij had Jezus bij God in de hemel gezien.
42Toch waren er veel mensen die wel in Jezus geloofden. Er waren ook Joodse leiders bij. Maar uit angst voor de farizeeën durfde niemand van hen dat hardop te zeggen. Want ze waren bang dat ze dan nooit meer in de synagoge mochten komen. 43Ze wilden liever door mensen geëerd worden dan door God.
De boodschap van Jezus komt van God
44Jezus had heel duidelijk gezegd: ‘Iedereen die in mij gelooft, gelooft in God. Want het gaat niet om mij, maar om God, die mij gestuurd heeft. 45Als je mij ziet, zie je God. 46Want ik ben het licht dat naar de wereld gekomen is. Als je in mij gelooft, leef je niet meer in het donker.
47Er zijn mensen die mijn woorden wel horen, maar zich er niet aan houden. Ik zal die mensen niet veroordelen. Want ik ben niet gekomen om mensen te veroordelen, maar om hen te redden. 48Als iemand nee zegt tegen mij, en mijn woorden niet gelooft, dan zal God hem veroordelen. Aan het einde van de tijd wordt hij gestraft, omdat hij niet wilde geloven in mijn boodschap. 49Want ik heb niet namens mijzelf gesproken. De Vader heeft mij verteld wat ik moest zeggen. Hij heeft mij gestuurd. 50Ik weet dat zijn boodschap het eeuwige leven brengt. En alles wat ik zeg, is precies wat de Vader mij verteld heeft.’