God spreekt opnieuw tegen Job
Job wil niet op God reageren
1De Heer zei tegen Job:
2‘Job, je hebt veel kritiek op mij.
Je hebt mij, de machtige God, beschuldigd.
Wil je nu antwoord geven op de vragen die ik stelde?’
3Job antwoordde:
4‘Ik ben onbelangrijk.
Wat moet ik nog zeggen?
Laat ik mijn mond maar houden.
5Ik heb al te veel gezegd,
laat ik nu maar zwijgen.’
God stelt Job nog meer vragen
6Toen zei de Heer tegen Job, vanuit een zware storm:
7‘Let op, ik ga je toch nog een paar vragen stellen,
en jij moet antwoord geven.
Laat zien wat je weet, Job!
8Vind je echt dat ik niet eerlijk rechtspreek?
Veroordeel je mij, en vind je jezelf onschuldig?
9Ben jij net zo sterk als ik?
Klinkt jouw stem ook zo machtig als de donder?
10Als dat zo is, laat dan zien wie je bent!
Laat zien hoe sterk en machtig je bent.
11En laat ook zien hoe verschrikkelijk kwaad je bent,
straf mensen die zichzelf geweldig vinden.
12Als je die ziet, sla ze dan neer.
En als je misdadigers ziet, vernietig ze dan meteen!
13Begraaf ze in de aarde,
laat ze verdwijnen naar het land van de dood.
14Job, als je dat allemaal kunt, dan heb je gewonnen.
Dan zal ik jou alle eer geven.
Kan Job het monster Behemot vangen?
15Kijk eens naar het monster Behemot!
Dat dier heb ik gemaakt,
zoals ik ook jou gemaakt heb.
Behemot eet gras, net als een koe.
16Kijk eens hoe sterk hij is,
kijk naar de spieren van zijn buik en zijn rug!
17Zijn staart is zo sterk als een boomstam,
zijn poten hebben stevige spieren.
18Zijn botten zijn zo hard als brons,
zijn ribben lijken wel van ijzer.
19Hij is het geweldigste dier dat ik gemaakt heb.
Ik ben de enige die hem kan verslaan.
20Hij eet gras dat groeit op de heuvels
waar wilde dieren spelen.
21Onder de struiken rust hij uit,
hij verbergt zich tussen het riet.
22De struiken geven hem schaduw,
hij ligt veilig onder de bomen bij de rivier.
23Als het water stijgt, wordt hij niet bang.
Als de rivier wild begint te stromen, blijft hij kalm.
24Job, durf jij het monster bij zijn kop te pakken?
Durf jij een haak door zijn neus te steken?
Kan Job de draak Leviatan vangen?
25Kun jij de draak Leviatan vangen met een haak?
Kun je zijn bek dichtbinden met een touw?
26Kun je een stok door zijn neus steken,
of een haak door zijn bek doen?
27Wat denk je, Job?
Zal de draak je dan vriendelijk vragen om hem te laten gaan?
Zal hij aardig tegen je doen?
28Zal hij plechtig beloven
dat hij altijd jouw knecht zal zijn?
29Kun je dan met hem spelen zoals met een vogel?
Wil je hem dan als huisdier aan je dochters geven?
30En welke prijs vragen de vissers voor het dier?
Zullen ze hem in stukken hakken en verkopen?
31Heb je genoeg speren om het dier te doden?
Durf jij die door zijn kop te steken?
32Probeer de draak maar eens te vangen, Job!
Dat lukt je niet, dat probeer je geen tweede keer.