1Mijn kinderen, ik schrijf dit, om u te helpen niet te zondigen. Mocht een van u toch zondigen, weet dan dat we bij de Vader iemand hebben die voor ons pleit en die rechtvaardig is: Jezus Christus. 2Hij, ja hij, is het boeteoffer voor onze zonden, en niet alleen voor die van ons, maar voor die van de hele wereld.
Leven in het licht
3Waardoor weten we dat we hem kennen? Doordat we ons aan zijn geboden houden. 4Wie zegt: Ik ken hem, en zich niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar en de waarheid woont niet in hem. 5Maar wie zijn woorden ter harte neemt, heeft God oprecht en volmaakt lief. Hieraan kunnen we zeker weten of we met hem verbonden zijn. 6Wie zegt dat hij in God blijft, moet leven zoals Jezus heeft geleefd.
7Vrienden, ik houd u in deze brief geen nieuw gebod voor, maar een oud. Oud, omdat het de boodschap is die u van het begin af hebt gehoord. 8Toch is het ook weer een nieuw gebod, want de duisternis wijkt en het ware licht breekt al door. Dit is werkelijkheid geworden in Jezus en in u.
9Wie zegt: Ik sta in het licht, en zijn broeder haat, leeft nog altijd in de duisternis. 10Wie zijn broeder liefheeft, leeft in het licht en komt niet ten val. 11Maar wie zijn broeder haat, staat in de duisternis en tast in het donker rond. Hij weet niet in welke richting hij gaat, omdat de duisternis hem blind gemaakt heeft.
12Ik schrijf u, kinderen: vanwege zijn naam zijn uw zonden vergeven. 13Vaders, u schrijf ik: u kent hem die er is vanaf het begin. Jongemannen, u schrijf ik: u hebt de duivel overwonnen.
14Kinderen, ik herhaal het: u kent de Vader. Vaders, ik zeg nog eens: u kent hem die er van het begin af is. Jongemannen, nogmaals: u bent sterk, het woord van God heeft in uw hart een blijvende plaats en u hebt de duivel overwonnen.
15Verlies uw hart niet aan de wereld of aan iets dat bij de wereld hoort. Als iemand zijn hart verliest aan de wereld, is er in hem geen plaats voor de liefde van de Vader. 16Want al het wereldse, alles waarop de mensen hun zinnen zetten en waar ze hun ogen niet vanaf kunnen houden en alle aardse zaken waarvan de mensen zo hoog opgeven, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. 17Die wereld met al haar verlokkingen gaat voorbij, maar wie de wil van God doet, blijft eeuwig leven.
De vijand van Christus
18Kinderen, het laatste uur heeft geslagen. Er is u verteld, dat de vijand van Christus zou komen. Weet dan dat er al veel vijanden van Christus zijn opgestaan. Daaraan weten we dat het laatste uur geslagen heeft. 19Deze mensen zijn uit ons midden voortgekomen maar zij hebben eigenlijk nooit echt bij ons gehoord. Hadden ze bij ons gehoord, dan waren ze wel bij ons gebleven. Maar het ging erom, dat duidelijk zou worden dat ze geen van allen bij ons hoorden.
20Maar de Heilige, Christus, heeft u gezalfd met de Geest en daardoor bezit u allen kennis. 21Ik schrijf u niet omdat u de waarheid niet kent, maar juist omdat u haar wel kent en omdat geen enkele leugen uit de waarheid voortkomt.
22Als er iemand een leugenaar is, dan toch zeker hij die loochent dat Jezus de Christus is. Vijand van Christus is hij die de Vader en de Zoon niet erkent. 23Iedereen die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet, maar wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader.
24En u: zorgt u ervoor, dat de boodschap die u van het begin af gehoord hebt, in u levend blijft. Als dat het geval is, zult ook u in de Zoon en de Vader blijven. 25En dit is wat hij ons beloofd heeft: het eeuwige leven.
26Dat wilde ik u schrijven over hen die u misleiden. 27En u: de Geest waarmee Christus u gezalfd heeft, blijft in u; niemand hoeft u te onderrichten. Want zijn Geest onderricht u op elk gebied. En wat hij zegt is waar en vrij van bedrog. Blijf in hem zoals hij u geleerd heeft.
Kinderen van God
28Ja, mijn kinderen, blijf in Jezus Christus. Dan kunnen we zijn verschijning vol vertrouwen tegemoetzien en behoeven we ons bij zijn komst niet voor hem te schamen. 29U weet dat hij rechtvaardig is; dan weet u ook dat iedereen die rechtvaardig leeft, een kind van God is.