Ezechiël 15

_1-2De Heer richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, is het hout van de wijnstok meer waard dan het hout van de klimplanten in het bos? ₃Je kunt er niets van maken, zelfs geen haak om iets aan op te hangen. ₄Je kunt er alleen een vuur van stoken. En als de uiteinden opgebrand zijn en ook het middenstuk door de vlammen is aangetast, is het dan nog ergens geschikt voor? ₅Het was zo al onbruikbaar, laat staan nu het verbrand is. Het is helemaal onbruikbaar geworden.

₆Dit zeg ik, God, de Heer: Zoals het hout van de wijnstok net als ander hout uit het bos in het vuur wordt gegooid, zo zal het Jeruzalem vergaan. ₇Ik zal me tegen de inwoners keren. Zij zijn één keer ontkomen aan het vuur, maar een nieuw vuur zal hen vernietigen. Als ik mij tegen hen keer, zullen zij inzien dat ik de Heer ben. ₈Ik maak van hun land een wildernis, omdat zij mij ontrouw zijn geworden. Dat heb ik, God, de Heer, besloten.’