Een nieuwe toekomst
1Blij zal de steppe zijn
en vrolijk de woestijn,
juichen zal het dorre land.
Het zal bloeien als een narcis,
2uitbundig bloeien,
zingen het hoogste lied.
Machtig wordt het als de Libanon,
prachtig als de Karmel en de Saron.
De bewoners zullen de Heer zien,
de Heer, onze God,
in al zijn macht en pracht.
3Maak sterk de slappe handen,
strek de knikkende knieën.
4Spreek de radelozen moed in:
‘Wees niet bang,
jullie God is in aantocht.
Wraak en vergelding vergezellen hem,
hij komt jullie bevrijden.’
5Blinden zullen weer zien,
doven weer horen.
6Wie kreupel loopt, springt als een hert,
wie stom is, zingt het uit.
Water borrelt op in de steppe,
beken ontspringen in het dorre land.
7Gloeiend zand verandert in een meer,
uitgedroogd land in een bron.
Waar jakhalzen hun holen hadden,
groeien gras en riet en biezen.
8-9Er komt een brede weg,
Heilige Weg zal hij heten.
Niet wie God ontrouw zijn,
gaan over deze weg,
maar alleen wie zijn vrijgekocht.
God zelf gaat hen voor op deze weg,
zelfs dwazen kunnen niet verdwalen.
Leeuwen bevinden zich daar niet,
roofdieren lopen er niet rond,
men komt ze daar niet tegen.
10Wie door de Heer zijn bevrijd,
keren juichend naar Sion terug.
Zij stralen van vreugde, voor altijd;
zij zijn vervuld van uitzinnige vreugde.
Alle leed is geleden,
alle zorgen zijn verdwenen.