Het verleden een belofte voor de toekomst
1Volk van Israël,
zo trots op je naam,
uit Juda voortgekomen:
jullie zweren bij de naam van de Heer,
aanbidden de God van Israël,
maar onoprecht en ongeloofwaardig.
2Toch noem je je burgers van de heilige stad
en steun je op de God van Israël,
de almachtige Heer.
Luister naar zijn woorden:
3‘De voorbije gebeurtenissen,
ik had ze tevoren aangekondigd;
je hebt ze uit mijn eigen mond vernomen.
Onverwacht bracht ik ze tot stand.
4Ik kende je:
hardnekkig, stijfkoppig,
onbuigzaam als ijzer en brons.
5Daarom kondigde ik lang tevoren aan
wat gebeuren moest.
Voordat het plaatsvond,
bracht ik je op de hoogte.
Anders zou je gezegd hebben:
Het is het werk van onze goden,
het gebeurt op bevel van onze beelden.
6Je hebt het allemaal gehoord,
je kon het allemaal zien.
Waarom zou je het niet erkennen?
Van nu af kondig ik jullie iets nieuws aan,
gebeurtenissen in de toekomst verborgen,
gebeurtenissen waarvan je geen weet hebt.
7Ze zijn een schepping van nu,
niet van vroeger.
Nooit eerder hoorden jullie zoiets.
Anders zou je kunnen zeggen:
Dat wisten wij al.
8Nee, hiervan hebben jullie nooit gehoord,
hiervan heeft niemand ooit geweten,
nooit eerder kwam zoiets je ter ore.
Ik ken je wel:
je bent volkomen onbetrouwbaar,
je staat bekend om je opstandigheid,
van je geboorte af!
9Maar ter wille van mijn naam
houd ik mijn woede in,
ter wille van mijn eer
bedwing ik mij,
ik zal jullie niet uitroeien.
10Ik zal jullie louteren,
niet als zilver in een oven;
nee, jullie beproef ik in een hard bestaan.
11Ik doe dit om mijzelf,
alleen om mijzelf.
Want wat is mijn naam besmeurd!
Ik wens mijn eer met geen ander te delen!’
12De Heer zegt:
‘Israël, volk dat ik heb geroepen,
luister naar mij:
Ik ben zonder weerga,
ik sta aan het begin,
ik sta aan het einde.
13Eigenhandig zette ik de aarde vast,
eigenhandig rolde ik de hemel uit.
Ik hoef maar te roepen
en ze zijn er.
14Kom allemaal samen en luister!
Wie van de goden heeft aangekondigd:
Hij die de vriend is van de Heer,
zal Babel zijn wil opleggen,
de Babyloniërs zijn macht doen voelen?
15Ik, alleen ik!
Ik heb hem geroepen,
ik heb hem laten komen.
En hij zal slagen, wat hij ook onderneemt.
16Kom dichterbij en luister:
Van oudsher heb ik openlijk gesproken.
Vanaf het begin der gebeurtenissen
ben ik er.’
Ja, God, de Heer, heeft mij gezonden,
en met mij zijn geest.
Een nieuwe uittocht
17De heilige God,
de Heer die Israël heeft vrijgekocht,
hij zegt:
‘Ik ben de Heer, jullie God,
ik leer jullie wat heilzaam is,
ik wijs jullie de juiste weg.
18Had mijn geboden maar in acht genomen!
Dan had je vrede gekend
en gerechtigheid,
vrede, zonder ophouden,
zoals een rivier blijft stromen,
gerechtigheid, onafgebroken,
zoals de zee blijft golven.
19Ontelbaar
waren je nakomelingen geweest,
ontelbaar
als de zandkorrels aan het strand.
Ze waren niet uitgeroeid,
hun naam was ik mij blijven herinneren.’
20Ga uit Babel weg,
ontvlucht de Babyloniërs!
Maak het bekend,
verkondig het luid,
bazuin het overal rond:
‘De Heer heeft zijn volk vrijgekocht!
21Hij leidde hen door woestijnen,
maar zij leden geen dorst.
Hij liet water komen uit een rots,
hij spleet een rots voor hen open
en het water kwam er bij stromen uit.’
22De Heer zegt:
‘Voor wie zich aan mij niet storen,
is geen vrede weggelegd.’