De Heer sluit niemand buiten
1Dit zegt de Heer:
‘Houd je aan mijn wetten
en handhaaf het recht.
Nog even,
dan kom ik jullie redden,
dan maak ik mijn heil bekend.
2Gelukkig zijn zij
die mijn regels in acht nemen,
de sabbat in ere houden
en het kwaad vermijden.
3Wie zich bij mijn volk aansluit,
moet niet zeggen:
De Heer zal mij wel afwijzen.
En wie gecastreerd is,
mag niet denken:
Ik ben maar een dorre boom.
4Want tegen een gecastreerde zeg ik:
Als je je houdt aan de sabbat,
graag doet wat ik wil
en trouw bent aan het verbond met mij,
5dan zal ik in mijn tempel,
binnen de muren van mijn stad,
een gedenkteken voor je oprichten.
Ik zal je een onvergankelijke naam geven,
een naam die niet wordt uitgewist.
Zo zul je voortleven,
meer dan in eigen kinderen mogelijk is.
6En wie zich bij mijn volk aansluit,
een vreemdeling die mij wil vereren,
mij wil liefhebben en dienen,
tegen hem zeg ik:
Als je de sabbat in ere houdt
en het verbond met mij trouw blijft,
7dan zal ik je naar mijn heilige berg brengen.
In de tempel waar je mij komt aanbidden,
zal ik je blij verrassen:
de offers die je op mijn altaar brengt,
zal ik van harte aannemen.
Mijn tempel zal heten:
Tempel waar alle volken komen bidden.
8Ik breng de verdreven Israëlieten terug,
maar bij hen voeg ik nog vele anderen.
Ik, de Heer, heb gesproken.’
De lichtzinnige leiders
9De Heer zegt:
‘Roofdieren, kom,
vreet, dieren in het woud!
10Want wie over het volk moeten waken,
zijn volslagen blind,
zij missen elk inzicht.
Stomme waakhonden zijn het,
blaffen kunnen ze niet,
ze liggen liever lui te dromen.
11Vraatzuchtig zijn ze ook,
niet te verzadigen.
Dat moeten nu herders zijn!
Ze tonen geen begrip,
ze gaan hun eigen weg
en halen wat er te halen valt.
12Ieder van hen zegt: Kom, ik pak de wijn,
laten we ons bedrinken!
Morgen gaan we door,
morgen wordt het feest nog groter.’