Sluit vrede met de almachtige God
1Toen nam Elifaz weer het woord:
2‘Al is een mens nog zo verstandig,
hij kan God niet van dienst zijn daarmee.
3De almachtige God heeft niets aan jouw rechtvaardigheid,
hij heeft geen voordeel van je onbesproken gedrag.
4Of zou je ontzag voor hem de oorzaak zijn
dat hij je voor het gerecht daagt?
5Nee, het is vanwege je slechte levenswandel
en je ontelbare misdaden.
6Je eiste onderpand als dat niet mocht,
arme mensen nam je hun kleren af.
7Wie uitgeput waren van honger en dorst,
heb je water en brood geweigerd.
8Macht en aanzien heb je misbruikt
door iedereen van zijn land te beroven.
9Je hebt weduwen de deur gewezen
en weeskinderen met lege handen laten staan.
10Daarom heb je geen uitweg meer
en word je door angst overvallen.
11Het wordt zo donker om je heen dat je niets meer ziet.
Je wordt door een stormvloed overspoeld.
12Woont God niet hoog in de hemel,
nog hoger dan al die verre sterren?
13Maar jij zegt: Wat weet God nu eigenlijk?
Kan hij dwars door het donkere wolkendek kijken
en dan een oordeel vellen?
14Hij gaat schuil achter wolken en kan niets zien,
hij wandelt aan de uiteinden van de hemel.
15Waarom blijf jij die duistere weg volgen,
het pad van de misdaad?
16Mensen zoals jij worden weggerukt voor hun tijd,
de grond verdwijnt onder hun voeten,
17want ze zeggen tegen God: Ga weg!
of: De almachtige God kan ons toch niets maken.
18Hij overlaadde hen met rijkdom,
maar zij laten zich niets aan hem gelegen liggen.
19Rechtvaardige mensen drijven de spot met hen
en kijken met leedvermaak toe:
20Kijk, met hun voorspoed is het gedaan,
hun bezittingen gaan in vlammen op.
21Verzoen je met God, sluit vrede,
dan zul je weer geluk ervaren.
22Luister naar wat hij je wil leren,
neem zijn aanwijzingen ter harte.
23Als jij je vol overgave wendt tot God
en het onrecht ver weg houdt van je huis,
24als jij je goud als stof behandelt,
goud uit Ofir als kiezels in de beek,
25dan zal de almachtige God
voor jou goud zijn en zilver!
26Dan zul je je bij hem veilig voelen
en vol vertrouwen naar hem opkijken.
27Hij zal naar je luisteren als je tot hem bidt,
en je zult je beloften kunnen nakomen.
28Je zult kunnen doen wat je je voorneemt.
Het is altijd licht, waar je ook gaat.
29God vernedert hoogmoedige mensen,
maar wie bescheiden is, helpt hij overeind;
30God redt onschuldige mensen.
Ook jij kunt alleen maar worden gered,
als je je handen nergens aan vuilmaakt.’