Leviticus 1

_1-2De Heer riep Mozes en gaf hem vanuit de ontmoetingstent aanwijzingen voor het brengen van de offers. Hij droeg hem op de Israëlieten het volgende over te brengen:

‘Wanneer iemand de Heer een dier wil aanbieden uit zijn veestapel, dan kan hij daarvoor een rund nemen ofwel een schaap of een geit. ₃Wil hij een rund als brandoffer brengen, dan moet hij een mannelijk dier nemen zonder enig gebrek en dat bij de ingang van de ontmoetingstent aanbieden; dan zal de Heer het aanvaarden. ₄Hij moet zijn hand op de kop van het offerdier leggen; dan zal de Heer het welwillend aannemen en hem zijn zonden vergeven. ₅Daar, voor de tent van de Heer, zal hij het rund slachten, en de priesters uit de familie van Aäron zullen het bloed offeren en het aan alle kanten sprenkelen tegen het altaar bij de ingang van de ontmoetingstent. ₆Hij zal het offerdier villen en het in stukken snijden. ₇De priesters zullen het vuur op het altaar oprakelen en er brandhout op stapelen. ₈Op dat hout zullen ze de stukken vlees, de kop en het vet leggen. ₉Hij moet dan de ingewanden en de poten van het dier wassen, en een van de priesters zal alles op het altaar verbranden. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.

₁₀Wil hij een schaap of een geit als brandoffer brengen, dan moet hij een mannelijk dier nemen zonder enig gebrek. ₁₁Voor de tent van de Heer, aan de noordkant van het altaar, zal hij het slachten, en de priesters uit de familie van Aäron zullen het bloed aan alle kanten tegen het altaar sprenkelen. ₁₂Hij zal het offerdier in stukken snijden en een van de priesters zal de stukken vlees, de kop en het vet op het brandende hout van het altaar leggen. ₁₃Hij moet dan de ingewanden en de poten van het dier wassen, en de priester zal alles als offer voor de Heer op het altaar verbranden. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.

₁₄Wanneer iemand de Heer een vogel als brandoffer wil aanbieden, dan kan hij daarvoor een tortelduif of een gewone duif nemen. ₁₅De priester moet de vogel naar het altaar brengen, hem de nek omdraaien en de kop op het altaar verbranden. Het bloed zal hij laten uitlekken langs de zijkant van het altaar. ₁₆Hij zal de krop met wat erin zit verwijderen en die weggooien op de ashoop, aan de oostkant van het altaar. ₁₇Hij zal de vogel inscheuren bij de vleugels zonder die eraf te trekken, en hem offeren op het brandende hout van het altaar. Zo is het een geurig brandoffer, dat de Heer met genoegen aanvaardt.’