Lees verschillende vertalingenLees verschillende vertalingen
Vergelijk verschillende vertalingenVergelijk verschillende vertalingen
Maak uw notitiesMaak uw notities
Kopieer en markeer BijbeltekstenKopieer en markeer Bijbelteksten
Uitproberen
Numeri 19
Regels om zich te reinigen
1-3De Heer zei tegen Mozes en Aäron: ‘Geef namens mij de Israëlieten het volgende voorschrift: Breng de priester Eleazar een rode koe die geen gebrek vertoont en nog geen juk heeft gedragen. Eleazar moet de koe buiten het kamp in zijn bijzijn laten slachten. 4Hij moet dan met zijn vinger zevenmaal wat bloed in de richting van de ontmoetingstent sprenkelen. 5Daarna wordt de koe, in zijn bijzijn, verbrand: huid, vlees, bloed en ingewanden. 6Vervolgens moet de priester een stukje cederhout, een hysoptakje en wat karmozijn in het vuur gooien. 7Dan moet hij zijn kleren wassen en zich baden. Daarna mag hij naar het kamp teruggaan, maar hij blijft tot de avond onrein. 8Ook de man die de koe heeft verbrand, moet zich baden en zijn kleren wassen. Ook hij blijft tot de avond onrein. 9Iemand die rein is, moet dan de as van de koe naar een reine plaats buiten het kamp brengen. Men moet de as bewaren om die te mengen met het water waarmee men zich van zonden reinigt. 10Ook deze laatste man moet zijn kleren wassen, maar ook hij blijft tot de avond onrein. Deze regeling geldt voor altijd, zowel voor jullie als voor de vreemdelingen die bij jullie wonen.
11Wie het lijk van een mens aanraakt, blijft zeven dagen onrein. 12Op de derde dag moet hij zich besprenkelen met het daarvoor bestemde water; dan zal hij op de zevende dag rein zijn. Doet hij dat niet, dan blijft hij onrein. 13Wie het lijk van een mens aanraakt en zich niet rein maakt, verontreinigt daardoor de ontmoetingstent. Hij moet uit de gemeenschap worden gestoten. Want hij is niet met dat water besprenkeld en dus nog altijd onrein.
14Het voorschrift luidt verder: Wie in een tent aanwezig is of een tent binnengaat waar iemand sterft, blijft zeven dagen onrein. 15Alle potten uit die tent die niet met een deksel zijn afgesloten, worden onrein. 16Iemand blijft ook zeven dagen onrein als hij in het open veld het lijk aanraakt van een mens die vermoord is of een natuurlijke dood is gestorven. Hetzelfde geldt als hij een bot van een mens aanraakt of een graf. 17Om hem weer rein te maken, moet men wat as van de verbrande koe in een pot doen en er wat bronwater aan toevoegen. 18Iemand die rein is, moet dan een hysoptakje in het water dopen en de tent van de gestorvene besprenkelen en ook alle potten en alle mensen die zich daarin bevonden. Ook degene die in aanraking kwam met een bot, een lijk of een graf, moet worden besprenkeld. 19Dat moet op de derde en de zevende dag gebeuren. De avond van de zevende dag wordt hij weer rein, als hij zijn kleren en ook zichzelf heeft gewassen. 20Maar wie onrein is en zich niet rein laat maken, die moet uit de gemeenschap worden gestoten, omdat hij het heiligdom verontreinigt. Hij blijft onrein omdat hij zich niet met dat water heeft laten besprenkelen. 21Deze voorschriften gelden voor altijd. De persoon die het water heeft gesprenkeld, moet zijn kleren wassen en ieder die dat water aanraakt, is tot de avond onrein. 22Alles wat iemand die onrein is aanraakt, wordt onrein en ieder die ermee in aanraking komt, blijft tot de avond onrein.’