1Een psalm uit de bundel van David, gemaakt toen hij moest vluchten voor zijn zoon Absalom.
2Heer, talrijk zijn mijn tegenstanders,
velen zijn tegen mij!
3Velen zeggen:
‘Van God hoeft hij geen hulp te verwachten.’
4Maar Heer,
u bent voor mij als een schild,
u bent mijn eer,
om u houd ik het hoofd opgericht.
5Wanneer ik de Heer om hulp roep,
antwoordt hij mij vanaf zijn heilige berg.
6Ik ben gaan slapen
en ik ben weer ontwaakt:
de Heer heeft mij onder zijn hoede.
7Ik ben niet bang,
niet voor tienduizenden,
al omsingelen ze mij,
al vallen ze mij aan.
8Kom, Heer!
Help me, mijn God!
Sla mijn vijanden in het gezicht,
sla ze de tanden uit!
9Alleen u kunt helpen, Heer!
Heer, laat uw zegen rusten op uw volk.
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.