Bij u is de bron van leven
1Voor de voorzanger.
Uit de bundel van David, de dienaar van de Heer.
2De mens die van God niet wil weten,
zit het kwaad diep in het hart,
angst voor God heeft hij niet.
3Hij sust zijn geweten,
hij is blind voor zijn zonden,
hij verafschuwt ze niet.
4Wat hij zegt is leugen en bedrog,
wijsheid en goedheid zijn hem vreemd.
5’s Nachts broedt hij zijn plannen uit,
hij kiest de verkeerde weg,
het kwaad wijst hij niet af.
6Heer,
uw liefde reikt tot in de hemel,
uw trouw tot in de wolken.
7Het heil dat u brengt,
is onmetelijk als de hoogste bergen;
de uitspraken die u doet,
zijn onpeilbaar als de diepe oceaan.
U bevrijdt mens en dier;
8uw liefde, God, is een kostbaar goed,
onder uw vleugels zijn wij veilig,
wij, zwakke mensen.
9In uw tempel worden wij verkwikt,
u lest ons met een stroom van gaven.
10Daar, bij u, is de bron van leven,
in uw licht leven wij.
11Blijf liefhebben wie u erkennen,
doe recht aan wie u onverdeeld toebehoren.
12Sta niet toe dat ik word neergeslagen
en onder de voet gelopen
door mensen die hoogmoedig zijn
en van u niet willen weten.
13Daar liggen ze, die misdadigers,
verslagen, neergestoten,
niet bij machte op te staan.