De geloften der vrouwen
1En Mozes sprak tot de stamhoofden der Israëlieten: Dit is het woord, dat de Here geboden heeft. 2Wanneer een man de Here een gelofte doet of een eed zweert, waardoor hij een verplichting op zich neemt, dan zal hij zijn woord niet schenden; geheel zoals hij het uitgesproken heeft, zal hij doen. 3Maar wanneer een vrouw de Here een gelofte gedaan en een verplichting op zich genomen heeft in haars vaders huis in haar jeugd, 4en haar vader de gelofte en de verplichting die zij op zich heeft genomen, gehoord heeft, maar haar vader tegen haar gezwegen heeft, dan zullen al haar geloften van kracht zijn en elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal van kracht zijn. 5Indien echter haar vader haar weerstaan heeft, toen hij het hoorde, dan zal geen van de geloften en van de verplichtingen die zij op zich genomen heeft, van kracht zijn; en de Here zal het haar vergeven, want haar vader heeft haar weerstaan.
6Indien zij echter een man toebehoort, terwijl haar geloften of de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft, op haar rusten, 7en haar man het hoort en tegen haar zwijgt, wanneer hij het hoort, dan zullen haar geloften van kracht zijn en de verplichtingen die zij op zich genomen heeft, zullen ook van kracht zijn. 8Maar als haar man, toen hij het hoorde, haar weerstaan heeft, dan heeft hij de gelofte die op haar is, en de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft, ongeldig gemaakt; en de Here zal het haar vergeven.
9Wat de geloften van een weduwe of van een verstoten vrouw betreft, elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal voor haar van kracht zijn.
10En indien zij een gelofte gedaan heeft in het huis van haar man of onder ede een verplichting op zich genomen heeft, 11en haar man het gehoord, maar tegen haar gezwegen en haar niet weerstaan heeft, dan zullen al haar geloften van kracht zijn, en elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal van kracht zijn. 12Indien echter haar man deze nadrukkelijk ongeldig maakt, wanneer hij het hoort, zal niets, wat over haar lippen gekomen is, zowel van haar gelofte als van haar verplichting, van kracht zijn; haar man heeft ze ongeldig gemaakt en de Here zal het haar vergeven. 13Elke gelofte en elke verplichting onder ede om zichzelf te verootmoedigen, zal haar man kunnen bekrachtigen en haar man zal ze ongeldig kunnen maken. 14Zwijgt echter haar man van dag tot dag geheel tegen haar, dan bekrachtigt hij al haar geloften of al de verplichtingen die op haar rusten; hij bekrachtigt ze, omdat hij tegen haar zwijgt, wanneer hij het hoort. 15Maar maakt hij ze nadrukkelijk ongeldig, nadat hij ze gehoord heeft, dan zal hij haar ongerechtigheid dragen.
16Dit zijn de inzettingen, die de Here Mozes geboden heeft over de verhouding van een man tot zijn vrouw, en van een vader tot zijn dochter in haar jeugd, in het huis van haar vader.