Vrede waar gerechtigheid heerst
1Een koning die rechtvaardig regeert
en leiders die leiden volgens het recht
2zijn als een beschutting tegen de wind,
als een schuilplaats voor een wolkbreuk,
als waterstromen in een dorre streek,
als de koele schaduw van een rots
in een dorstig, uitgedroogd land.
3Ogen zullen niet langer blind zijn,
oren luisteren weer aandachtig;
4de onbezonnen geest verwerft kennis en inzicht,
de tong van stotteraars spreekt vloeiend en vlot.
5Dan wordt een dwaas niet meer edel genoemd,
een bedrieger niet langer aanzienlijk.
6Want een dwaas spreekt dwaas
en zijn hart brengt slechtheid voort:
hij handelt goddeloos
en hij lastert de HEER;
wie honger lijdt laat hij onverzadigd,
de dorstige geeft hij niets te drinken.
7Een bedrieger kiest valse middelen,
hij beraamt snode plannen
en tracht, door leugens rond te strooien,
de verdrukte in het verderf te storten,
en de zwakke wanneer die zijn recht bepleit.
8Maar een edel mens zint op edele daden,
hij zet zich in voor al wat edel is.
9Sta op, zorgeloze vrouwen, hoor mij aan,
meisjes vol vertrouwen, luister naar mijn woorden.
10Over iets meer dan een jaar zullen jullie sidderen,
jullie die nu nog vol vertrouwen zijn.
Want dan is er geen wijnoogst meer,
geen pluk die nog vruchten oplevert.
11Beef, jullie zorgelozen,
sidder, jullie die vol vertrouwen zijn.
Kleed je uit tot op het naakte lijf
en trek een rouwkleed aan.
12Zij slaan zich in wanhoop op de borst,
weeklagend om de prachtige akkers,
om de vruchtdragende wijnstokken.
13Dorens en distels overwoekeren
het land van mijn volk,
elk huis waar vreugde heerst
en elke stad vol feestgedruis.
14De vesting zal verlaten liggen,
het rumoer van de stad valt stil.
Burcht en wachttoren worden ruïnes voor altijd,
een lustoord voor wilde ezels,
weidegrond voor het vee.
15Zo zal het blijven totdat van boven
een geest over ons wordt uitgegoten.
Dan zal de woestijn een boomgaard worden,
een boomgaard die is als een woud.
16Het recht zal zich vestigen in de woestijn,
gerechtigheid wonen in de boomgaard.
17Dan zal de gerechtigheid vrede stichten,
ze brengt rust en vertrouwen voor altijd.
18Mijn volk zal wonen in een oase van vrede,
een veilige woonplaats,
een oord van ongestoorde rust.
19In het woud op de helling suist de koelte,
beneden in de vlakte strekt de stad zich uit.
20Gelukkig zijn jullie
die zaaien langs het water,
die os en ezel in het gareel houden.