1Gelukkig is de man van een goede vrouw,
hij leeft twee keer zo lang.
2Een sterke vrouw geeft haar man vreugde,
hij zal in vrede oud worden.
3Met een goede vrouw is men uitstekend bedeeld,
ze wordt geschonken aan wie ontzag heeft voor de Heer.
4Rijk of arm, zo’n man is gelukkig,
zijn gezicht staat altijd opgewekt.
5Voor drie dingen ben ik bang,
en voor een vierde ben ik zeer beducht:
laster in de stad, een massa die te hoop loopt,
valse aanklachten – alle zijn erger dan de dood.
6Maar tot een gekweld hart en groot verdriet
leidt een vrouw die jaloers is op een andere vrouw,
en die roddelt met de gesel van haar tong.
7Als een slingerend ossenspan is een kwaadaardige vrouw,
wie haar in toom probeert te houden
is als iemand die een schorpioen beetpakt.
8Een dronken vrouw wekt grote woede op,
ze verbergt haar schaamteloosheid niet.
9De ontucht van een vrouw blijkt uit haar oogopslag,
aan haar lonken ken je haar.
10Bewaak een eigenzinnige vrouw streng,
anders gooit ze haar eer te grabbel zodra ze de kans krijgt.
11Let goed op haar schaamteloze blik,
wees niet verwonderd als ze zich tegenover je misdraagt.
12Zoals een dorstige reiziger zijn mond opent
voor al het water dat hij maar kan vinden,
zo gaat zij tegenover elke tentpaal zitten
en opent ze haar koker voor de pijl.
13De bekoorlijkheid van een vrouw verblijdt haar man,
haar vaardigheden geven hem kracht.
14Een zwijgzame vrouw is een geschenk van de Heer,
innerlijke beschaving is iets onbetaalbaars.
15Een ingetogen vrouw is dubbel zo bekoorlijk,
niets weegt op tegen haar zelfbeheersing.
16Zoals de zon aan de hoogste hemel van de Heer,
zo is de schoonheid van een goede vrouw in haar geordend huis.
17Zoals het stralend licht op de heilige lampenstandaard,
zo is een mooi gezicht op een welgevormd lichaam.
18Zoals gouden pilaren op een zilveren fundament,
zo zijn mooie benen op stevige voeten.
19Mijn kind, blijf in je jeugd gezond,
verspil je kracht niet aan vreemden.
20Zoek van de hele vlakte het vruchtbaarste deel
en zaai dan je eigen zaad, vertrouw op je goede afkomst.
21Dan leeft je nageslacht voort
en groeit het op vol vertrouwen in zijn goede afkomst.
22Een vrouw die te koop is beschouwt men als spuug,
een getrouwde vrouw als een dodelijke valstrik voor haar minnaars.
23Een goddeloze vrouw wordt aan een wetteloze man gegeven,
maar een vrome vrouw aan een man met ontzag voor de Heer.
24Een schaamteloze vrouw brengt haar tijd in schande door,
maar een fatsoenlijke vrouw is zelfs ingetogen tegenover haar man.
25Een losbandige vrouw beschouwt men als een hond,
maar een ingetogen vrouw heeft ontzag voor de Heer.
26Een vrouw die achting voor haar man heeft is wijs in ieders ogen,
maar een vrouw die haar man hoogmoedig te schande maakt,
raakt bij iedereen als verdorven bekend.
Gelukkig is de man van een goede vrouw,
want hij leeft twee keer zo lang.
27Een praatzieke, kijvende vrouw
is als een krijgstrompet waarvoor je op de vlucht slaat.
Een man die met zo’n vrouw samenleeft,
leeft voortdurend onder krijgsrumoer.
Afkeurenswaardige dingen
28Twee dingen maken mij bedroefd,
en een derde maakt mij woedend:
een soldaat die armoe lijdt,
verstandige mannen die als drek worden beschouwd,
een mens die van rechtvaardigheid in zonde vervalt;
de Heer bestemt hem voor het zwaard.
29Een koopman blijft zelden voor een misstap bewaard
en ook een kleine handelaar blijft niet onschuldig.