Demetrius II gevangengenomen
1In het jaar 172 bracht koning Demetrius zijn strijdkrachten bijeen en trok hij naar Medië om hulptroepen te ronselen voor de strijd tegen Tryfon. 2Toen Arsakes, de koning van Perzië en Medië, hoorde dat Demetrius zich op zijn grondgebied bevond, stuurde hij een van zijn bevelhebbers om hem levend gevangen te nemen. 3De bevelhebber viel het leger van Demetrius aan en versloeg het, nam Demetrius gevangen en bracht hem naar Arsakes, die hem liet opsluiten.
Simon geeft het land vrede
4Zolang Simon regeerde had Judea rust. Hij streefde het welzijn van zijn volk na, en iedereen was gelukkig met zijn roemrijke heerschappij. 5Roemrijk was ook zijn verovering van de havenstad Joppe, waardoor hij Judea bereikbaar maakte voor de eilandbewoners. 6Hij slaagde er niet alleen in het grondgebied van zijn volk uit te breiden en het hele land in zijn macht te krijgen, 7maar maakte ook talrijke vijanden krijgsgevangen. Hij bezette Gezer, Bet-Sur en ook de citadel, die hij reinigde. Er was niemand die zich tegen hem verzette. 8De mensen bebouwden hun grond in vrede, het land bracht gewassen voort en de bomen in de vlakte droegen vrucht. 9De oude mannen zaten in de straten en spraken over ieders voorspoed, de jonge mannen droegen prachtige krijgsgewaden. 10Simon voorzag de steden van voedsel en rustte ze uit met verdedigingswerktuigen. Zijn roem reikte tot aan de uiteinden van de aarde. 11Hij gaf vrede aan het land en in Israël heerste grote vreugde. 12Ieder zat onder zijn wijnrank en zijn vijgenboom, en er was geen reden meer om bang te zijn. 13Alle vijanden waren in die tijd uit het land verdwenen en alle koningen waren overwonnen. 14Simon steunde de zwakken van zijn volk; hij stelde de wet weer in werking en roeide wettelozen en afvalligen uit. 15Hij liet de tempel verfraaien en verwierf een grote hoeveelheid tempelgerei.
Betrekkingen met Sparta en Rome
16Het nieuws van Jonatans dood bereikte Rome en zelfs Sparta, en de mensen waren diepbedroefd. 17Toen ze hoorden dat zijn broer Simon hem als hogepriester was opgevolgd en dat hij nu over het land en de steden heerste, 18stuurden ze hem een brief op bronzen platen om het vriendschapsverdrag en het bondgenootschap dat ze met zijn broers Judas en Jonatan hadden gesloten te hernieuwen. 19De platen werden in de volksvergadering in Jeruzalem voorgelezen. 20Dit is een afschrift van de brief die de Spartanen stuurden:
‘Sparta en zijn leiders groeten de hogepriester Simon, de oudsten, de priesters en de rest van hun Joodse broeders. 21De gezanten die u naar ons volk hebt gestuurd hebben ons verteld van uw roem en eer, en hun komst heeft ons zeer verblijd. 22Wij hebben hun boodschap als volgt opgetekend in de raadsbesluiten: Numenius, de zoon van Antiochus, en Antipater, de zoon van Jason, gezanten van de Joden, zijn naar ons toe gekomen om het vriendschapsverdrag met ons te hernieuwen. 23Het volk heeft besloten de mannen eervol te onthalen en hun boodschap op schrift te stellen en in de openbare archieven op te nemen, opdat het Spartaanse volk die niet vergeet. Een afschrift ervan is aan de hogepriester Simon gestuurd.’
24Daarna stuurde Simon Numenius naar Rome met een groot gouden schild met een gewicht van duizend mine om het bondgenootschap te bevestigen.
Dankbetuiging aan Simon
25Toen het volk dit alles hoorde, zei het: ‘Hoe kunnen we Simon en zijn zonen bedanken? 26Want hijzelf, zijn broers en de hele familie van zijn vader zijn onverzettelijk geweest in hun strijd tegen Israëls vijanden en ze hebben Israël bevrijd.’ Daarom lieten ze bronzen platen graveren en op zuilen aanbrengen op de Sion. 27Dit is een afschrift van de tekst op de bronzen platen:
‘Op 18 elul van het jaar 172, het derde regeringsjaar van de hogepriester Simon, is ons in Asaramel 28op een grote bijeenkomst van de priesters, het volk, de leiders van het volk en de oudsten van het land het volgende meegedeeld: 29Tijdens de vele oorlogen die ons land hebben geteisterd, hebben Simon, de zoon van Mattatias, uit de priesterfamilie van Jojarib, en zijn broers zich in hun verzet tegen de vijanden van hun volk vaak aan gevaren blootgesteld. Door hun toedoen zijn de tempel en de wet behouden en heeft hun volk grote roem verworven. 30Nadat Jonatan, die zijn volk had weten samen te brengen en hogepriester was geworden, met zijn voorouders verenigd was, 31besloot de vijand het land binnen te vallen om het te verwoesten en zich van de tempel meester te maken. 32Toen heeft Simon de leiding genomen in de strijd voor zijn volk. Uit eigen middelen heeft hij de wapenrusting en soldij van het leger van zijn volk bekostigd. 33Hij heeft de steden van Judea versterkt, waaronder de grensplaats Bet-Sur, waar de vijand vroeger een wapendepot had, en hij heeft er een Joods garnizoen gelegerd. 34Hij heeft de kustplaats Joppe versterkt en ook Gezer in het gebied van Azotus, waar vroeger vijanden woonden maar dat nu door zijn ingrijpen bevolkt is met Joden. Beide steden heeft hij voorzien van alles wat nodig was voor hun wederopbouw. 35Omdat Simon het welzijn van zijn volk zo trouw en eervol heeft nagestreefd, heeft het hem tot leider en hogepriester benoemd als dank voor al zijn daden, zijn rechtvaardigheid en niet aflatende trouw, en voor zijn onvermoeibare pogingen de roem van zijn volk te vergroten. 36Tijdens zijn bewind is hij erin geslaagd de vreemdelingen uit het land te verdrijven. Ook de bezetters van de Davidsburcht in Jeruzalem heeft hij verjaagd. Die hadden daar een citadel gebouwd, van waaruit ze uitvallen deden, de omgeving van de tempel verontreinigden en de heiligheid ervan aantastten. 37Simon heeft er Joodse soldaten gelegerd, heeft de citadel versterkt om de stad en het land te beveiligen en heeft de muren van Jeruzalem opgehoogd. 38Dienovereenkomstig heeft koning Demetrius zijn hogepriesterschap bekrachtigd, 39hem opgenomen in zijn kring van vertrouwelingen en hem grote eer bewezen. 40Hem was namelijk ter ore gekomen dat de Romeinen de Joden tot vrienden, bondgenoten en broeders hadden verklaard en dat ze de gezanten van Simon eervol hadden ontvangen. 41De Joden en hun priesters hebben Simon voor eeuwig als hun leider en hogepriester aangesteld, totdat er een betrouwbare profeet zal opstaan. 42Simon is hun veldheer en draagt tevens zorg voor de tempel; als zodanig is hij belast met de aanstelling van beambten voor werkzaamheden in en rond de tempel, voor het land, de wapendepots en de burchten. 43Hij draagt zorg voor de tempel; dit houdt in dat iedereen hem moet gehoorzamen. Alle akten in het land worden in zijn naam opgemaakt. Bovendien mag hij zich in purper kleden en een gouden speld dragen. 44Het is noch de priesters noch iemand van het volk geoorloofd een van deze voorschriften buiten werking te stellen, tegen Simons verordeningen in in verzet te komen, zonder zijn toestemming in het land een vergadering bijeen te roepen, zich in purper te kleden of een gouden speld te dragen. 45Ieder die in strijd hiermee handelt of zich hier niet aan houdt, maakt zich strafbaar. 46Het hele volk heeft besloten Simon bovenstaande volmachten te verlenen. 47Simon heeft deze volmachten aanvaard en zich bereid verklaard hogepriester, veldheer en vorst van de Joden en de priesters te zijn en allen te beschermen.’
48Deze tekst lieten ze in bronzen platen graveren en binnen de omheining van het heiligdom op een opvallende plaats neerzetten. 49Een afschrift van de tekst werd in de schatkamer opgeborgen, zodat Simon en zijn zonen erover konden beschikken.