Lees verschillende vertalingenLees verschillende vertalingen
Vergelijk verschillende vertalingenVergelijk verschillende vertalingen
Maak uw notitiesMaak uw notities
Kopieer en markeer BijbeltekstenKopieer en markeer Bijbelteksten
Uitproberen
Hebreeën 8
Het offer van Jezus
Jezus is hogepriester in de hemel
1Alles wat we gezegd hebben, gaat uiteindelijk hierom: Jezus is onze hogepriester. Hij zit naast God in de hemel, aan de rechterkant van Gods troon. 2Jezus doet dienst als hogepriester in de ware heilige tent, de heilige tent in de hemel. Die is niet door mensen gemaakt, maar door God, de Heer, zelf.
3Hogepriesters hebben de taak om offers te brengen. Ook Jezus, onze hogepriester, moest dus een offer brengen. Hij offerde zichzelf.
De ware heilige tent is in de hemel
4Jezus is priester in de hemel, niet op aarde. Want hier op aarde zijn al priesters die offers brengen. Zij werken volgens de regels van de Joodse wet. 5Maar de heilige tent waar zij in werken, is niet meer dan een kopie van de ware heilige tent in de hemel. Toen Mozes de heilige tent maakte, heeft God dat zelf tegen hem gezegd. Hij zei: «Hier op de berg laat ik je het voorbeeld zien. Zorg ervoor dat je dat namaakt.»
6Jezus is een veel belangrijkere hogepriester dan de hogepriesters op aarde, want hij is hogepriester in de hemel. Dankzij Jezus geldt voortaan Gods nieuwe, betere afspraak met de mensen. God had beloofd dat het zo zou gebeuren.
Gods nieuwe afspraak met de mensen
7Vroeger heeft God een afspraak met zijn volk gemaakt, maar die werkte niet goed. Daarom was er een nieuwe afspraak nodig. 8Dat weten we van God zelf. Want God werd boos op de Israëlieten, omdat ze zich niet aan die afspraak hielden. God zei: «Er komt een tijd dat ik een nieuwe afspraak maak met de inwoners van Israël en Juda. 9Ooit maakte ik een afspraak met mijn volk. Daar moesten zij zich aan houden, want zij waren mijn dienaren. Ik had hen bevrijd uit Egypte! Maar zij hielden zich niet aan die afspraak. En daarom heb ik hen in de steek gelaten.
10Dit is mijn nieuwe afspraak met de Israëlieten: Ik zal ervoor zorgen dat ze mijn regels goed begrijpen. Ik zal de regels in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn. 11Ze hoeven dan niet meer tegen elkaar te zeggen: Zorg dat je God, de Heer, kent! Want in die tijd zal iedereen mij kennen, van klein tot groot! 12Dan vergeef ik hun fouten, en vergeet ik hun zonden.»
13God heeft het hier dus over een nieuwe afspraak. En daaruit blijkt dat de vroegere afspraak verouderd is. En als iets verouderd is, verdwijnt het snel.