Tyrus en Sidon verliezen hun macht
De stad Tyrus is verwoest
1Inwoners van Tyrus, dit zegt de Heer tegen jullie: ‘Jullie stad is verwoest, er zijn geen huizen meer. Toen jullie schepen terugkwamen van het eiland Cyprus, hoorden jullie het slechte nieuws. Huil maar, mannen van de zee! 2-3Schreeuw maar, bewoners van de kust!’
Vroeger waren jullie rijk. Dat kwam door de handelaars uit de stad Sidon. Zij hebben jullie rijk gemaakt. Ze haalden graan uit Egypte, dat groeide langs de Nijl. En ze brachten het mee over zee. Dat graan hebben jullie met winst verkocht. Jullie stad was het centrum van de handel.
De stad Sidon heeft geen macht meer
4Kijk wat er met je gebeurd is, Sidon! Ooit was je een sterke stad aan zee. Maar nu zegt de zee tegen jou: ‘Wie heeft mijn schepen en handelaars gezien? Waar zijn ze? Zij zijn mijn kinderen! Ik heb altijd voor ze gezorgd. Heb ik voor niets al die moeite gedaan?’
5Als de Egyptenaren horen dat het slecht gaat met Sidon, zullen ze beven van angst. Zo beefden ze ook toen ze hoorden dat de stad Tyrus verwoest was.
Ooit was Tyrus een stad vol leven
6Huil maar, bewoners van de kust. Ga maar naar de stad Tarsis met jullie schepen. 7Want er is niets meer over van Tyrus. Die stad die vol leven was, de stad die al zo veel eeuwen bestaat! De stad die zakendeed met landen ver over zee. 8De stad waar een koopman zich koning voelde, de stad waar een handelaar machtig was.
Wie heeft besloten dat het zo slecht met Tyrus zou aflopen? 9De machtige Heer! Hij heeft besloten dat de stad haar schoonheid zou verliezen. Hij heeft besloten dat de machtige mannen hun macht zouden kwijtraken.
Er worden geen schepen meer gebouwd
10Inwoners van Tarsis, jullie kunnen beter op het land gaan werken. Net zoals de boeren langs de Nijl. Want er worden geen schepen meer gebouwd.
11De Heer straft de steden langs de zee. Ook in andere landen zijn de mensen bang voor hem. Want hij geeft het bevel om de sterke steden in Kanaän te verwoesten.
12De Heer zegt tegen de inwoners van Sidon: ‘Jullie stad is niet langer een stad vol leven. Sidon is een dode stad, alles is verwoest. Ga maar naar Cyprus met je schepen. Doe wat je wilt. Maar ook daar zullen jullie geen rust vinden.’
Ook Babylonië is verwoest
13Denk eens aan Babylonië. Hoe is het met dat land gegaan? Er is niets overgebleven van het volk dat daar woonde. Hun land is verwoest door de Assyriërs. Die hebben het land aangevallen en de paleizen vernield. Babylonië is niets meer. Het is nu een woestijn waar wilde dieren leven.
14Huil maar, zeemannen uit Tarsis! Want jullie sterke stad is verwoest.
De mensen zullen Tyrus vergeten
15Later zullen de mensen Tyrus vergeten. Die stad zal zeventig jaar lang vergeten worden. Net zo lang als een koning leeft. En dan gaat het met Tyrus net als met de hoer uit dit liedje:
16‘Arm hoertje, ga met je muziek door de stad,
ook al is er niemand die jou nog kent.
Maak maar muziek,
zing mooie liedjes,
misschien dat er toch iemand aan je denkt!’
17-18Als die zeventig jaar voorbij zijn, zal de Heer weer voor de stad Tyrus zorgen. En dan zal Tyrus lijken op een rijke hoer. Want dan verdienen de leiders van Tyrus weer veel geld door te handelen met alle landen van de wereld.
Maar het geld dat die leiders verdienen, zal niet voor henzelf zijn. Nee, het zal meteen naar de tempel van de Heer gebracht worden. Want dat geld is voor de mensen die bij de Heer horen. Zij zullen genoeg te eten hebben, en ze zullen mooie kleren kunnen dragen.