Jeruzalem wordt veroverd
De Babyloniërs veroveren Jeruzalem
1Nebukadnessar, de koning van Babylonië, kwam met zijn hele leger naar Jeruzalem. Hij omsingelde de stad. Dat gebeurde toen Sedekia negen jaar koning was, in de tiende maand van dat jaar. 2Na anderhalf jaar werd er een groot gat in de stadsmuur geslagen. Zo kwam het leger van de Babyloniërs Jeruzalem binnen. Dat gebeurde toen Sedekia elf jaar koning was, in de vierde maand van dat jaar.
3De hoge officieren van koning Nebukadnessar kwamen bij elkaar in de Middenpoort. De drie hoogste officieren waren Nergal-Sareser, Nebusarsechim en nog een andere Nergal-Sareser.
Sedekia wordt gevangengenomen
4Koning Sedekia en zijn soldaten zagen dat de stad veroverd werd. Ze besloten om de stad uit te vluchten. Ze ontsnapten ’s nachts via de koninklijke tuinen door de poort tussen de twee stadsmuren.
Sedekia vluchtte in de richting van de Jordaan. 5Maar het leger van de Babyloniërs ging achter hem aan. In de buurt van Jericho haalden ze hem in. Ze namen hem gevangen en brachten hem naar koning Nebukadnessar, in Ribla in het land Hamat. Nebukadnessar bepaalde welke straf Sedekia zou krijgen.
6Eerst moest Sedekia zien hoe zijn eigen zonen vermoord werden, en ook alle belangrijke Judeeërs. 7Toen werden zijn ogen uitgestoken. Daarna werd hij vastgebonden met kettingen, en naar Babel gebracht.
Jeruzalem wordt vernietigd
8De Babyloniërs staken het paleis in Jeruzalem in brand, en ook alle huizen. En ze braken de stadsmuren af.
9Alle inwoners van de stad die nog in leven waren, werden als gevangenen meegenomen naar Babylonië. Ook de Judeeërs die de kant van de Babyloniërs gekozen hadden, moesten mee. Dat gebeurde onder leiding van Nebuzaradan, de hoogste generaal van Nebukadnessar.
10Alleen de armste mensen, die niets hadden, mochten in Juda blijven. Zij kregen van Nebuzaradan alle wijngaarden en akkers in het land.
Jeremia wordt bevrijd
11Koning Nebukadnessar gaf aan Nebuzaradan de volgende opdracht: 12‘Haal Jeremia uit de gevangenis en bescherm hem. Doe hem geen kwaad. Laat hem zelf zeggen wat er met hem moet gebeuren.’
13Nebuzaradan deed wat Nebukadnessar gezegd had. Hij deed dat samen met Nebusazban, Nergal-Sareser en de andere hoge officieren van de koning.
14Jeremia werd uit de kazerne bij het paleis gehaald. Hij werd gebracht naar Gedalja, de zoon van Achikam en de kleinzoon van Safan. Die gaf hem een plek om te wonen. Vanaf toen leefde Jeremia weer vrij tussen de mensen.
Ebed-Melech wordt niet gedood
15Toen Jeremia nog gevangen zat in de kazerne bij het paleis, had de Heer tegen hem gezegd: 16‘Ga naar Ebed-Melech, de Nubiër, en vertel hem deze boodschap van mij: ‘Ik ben de machtige Heer, de God van Israël. Ik heb niet beloofd dat ik Jeruzalem zou redden. Nee, ik heb juist gezegd dat het slecht met de stad zou aflopen. En dat gaat nu gebeuren. En jij, Ebed-Melech, jij zult zien dat het gebeurt.
17Maar ik zal jou redden. Jij zult niet gegrepen worden door de Babyloniërs, voor wie je zo bang bent. 18Ik zal jou laten ontsnappen. Jij zult niet gedood worden. Jij zult gered worden, omdat je op mij vertrouwd hebt. Dat is mijn boodschap.’’