Atalja, koningin van Juda
1Toen Achazja’s moeder Atalja zag dat haar zoon dood was, nam zij maatregelen en roeide alle kinderen van de koninklijke familie uit. 2Maar Jehoseba, een dochter van koning Jehoram en een zuster van Achazja, had Joas, een zoontje van Achazja, weggehaald uit het groepje koningskinderen dat de dood te wachten stond en hem met zijn voedster heimelijk naar de linnenkamer van de tempel gebracht. Zo verborg men hem voor Atalja en ontkwam hij aan de dood. 3Zes jaar lang hield zij het kind verstopt in de tempel van de Heer, terwijl Atalja het land regeerde.
4In het zevende jaar liet de priester Jojada de commandanten van de Kariërs en van de paleiswacht bij zich komen in de tempel van de Heer. Hij sloot met hen een verbond, nam hun de eed af en stelde de jonge prins aan hen voor. 5Toen gaf hij hun de volgende orders: ‘Dit moet u doen: van de groep die op de sabbat dienst heeft, moet een derde gedeelte de wacht betrekken bij het koninklijk paleis. 6De rest houdt om beurten de wacht bij de tempel: een derde gedeelte bij de Surpoort en een derde gedeelte bij de poort achter de paleiswacht. 7De twee andere groepen, dat wil zeggen allen onder u die op de sabbat vrijaf hebben, moeten de wacht betrekken bij de tempel ter bescherming van de koning. 8Ga met getrokken wapens in een kring om de koning staan en dood iedereen die door de rijen probeert heen te breken. Blijf bij de koning, waar hij ook gaat of staat.’
9De commandanten voerden de bevelen van de priester Jojada nauwkeurig uit. Ieder van hen nam zijn manschappen mee, zowel degenen die op de sabbat dienst moesten doen als degenen die op de sabbat vrijaf hadden. Toen de commandanten zich bij hem hadden gemeld, 10verdeelde Jojada onder hen de lansen en de pijlkokers die aan koning David hadden toebehoord en zich in de tempel van de Heer bevonden. 11Om de koning te beschermen stelde de paleiswacht zich op vanaf de rechtervleugel van de tempel tot aan de linkervleugel, met getrokken wapens en met hun gezichten in de richting van het altaar en de tempel. 12Jojada leidde de koningszoon naar buiten. Hij zette hem de diadeem op en overhandigde hem de oorkonde. Toen stelden ze hem tot koning aan en zalfden hem, terwijl ze in de handen klapten en riepen: ‘Leve de koning!’
13Toen Atalja de paleiswacht en het volk hoorde juichen, ging zij eropaf en kwam bij de tempel van de Heer. 14Daar zag zij de nieuwe koning volgens oud gebruik tegen de kroningszuil staan, met naast zich de commandanten en de trompetters. De bevolking juichte van vreugde en blies op de trompetten. Atalja scheurde uit wanhoop haar kleren en riep: ‘Verraad, verraad!’
15Maar de priester Jojada gaf aan de commandanten, de aanvoerders van het leger, het bevel: ‘Leid haar tussen de rijen naar buiten en dood iedereen die haar volgt!’ Want de priester dacht: ‘Zij mag niet worden gedood bij de tempel van de Heer.’ 16Ze namen haar gevangen en toen zij via de Paardenpoort het koninklijk paleis had bereikt, werd zij daar gedood.
17Verder bracht Jojada een verbond tot stand tussen de Heer, de koning en het volk, zodat het volk weer de Heer zou toebehoren; ook bracht hij een verbond tot stand tussen de koning en het volk. 18Hierna ging het volk naar de tempel van Baäl en brak hem af; de altaren en de beelden van Baäl sloegen zij aan stukken en Mattan, de priester van Baäl, doodden zij voor de altaren. Toen de priester Jojada wachtposten had uitgezet bij de tempel van de Heer, 19nam hij de commandanten, de Kariërs, de paleiswacht en de gehele bevolking met zich mee. Ze begeleidden de koning van de tempel via de Poort van de Paleiswacht naar het paleis. Daar nam hij plaats op de troon. 20Heel het volk was blij en de stad bleef rustig, hoewel Atalja in het koninklijk paleis was terechtgesteld.