Heer, aan u vertrouw ik me toe
1Een psalm uit de bundel van David.
Heer, luister naar mijn gebed,
sluit uw oor niet voor mijn klagen.
Antwoord mij,
u bent immers trouw,
u bent rechtvaardig.
2Veroordeel mij, uw dienaar, niet,
want geen mens is onschuldig in uw ogen.
3Heer, ik word vervolgd,
ik word vertrapt!
Opgesloten ben ik in duisternis,
zoals de doden
die reeds lang zijn gestorven.
4Alle kracht vloeit uit mij weg,
ik ben de wanhoop nabij.
5Als ik nadenk over het verleden,
overweeg wat u allemaal deed,
stilsta bij wat u maakte,
6dan strek ik mijn handen naar u uit,
dan verlang ik naar u
als dor land naar water.
7Heer, antwoord mij, snel,
want ik ben aan het eind van mijn krachten.
Houd u voor mij niet verborgen,
anders kan ik beter dood zijn.
8Laat mij uw stem weer horen,
uw liefde voelen,
elke morgen opnieuw;
op u vertrouw ik.
Wijs me de weg
die ik moet gaan;
aan u vertrouw ik me toe.
9Heer, bevrijd me van mijn vijanden,
bij u zoek ik bescherming.
10Leer mij te doen wat u wilt,
want u bent mijn God.
Heer, u bent ons goedgezind,
leid mij langs een veilige weg.
11Houd mij in leven, Heer,
ter wille van uw naam.
Red me uit de nood,
ik reken op u.
12Wees welwillend voor mij
en vernietig mijn vijanden;
laat omkomen
wie me naar het leven staan.
Ik ben toch uw dienaar!