Heer, laat mij niet in de steek nu ik oud ben
1Heer, bij u schuil ik,
stel mij niet teleur.
2Doe mij recht, bevrijd mij,
help mij ontkomen!
Luister toch, red mij!
3Wees voor mij als een rots,
een veilige woning,
waar ik altijd naar toe kan gaan.
U besloot mij te redden,
mijn rots, mijn vesting bent u.
4Mijn God,
bevrijd me van misdadigers,
verlos me van onderdrukkers,
van mensen die al uw wetten overtreden.
5Op u, Heer, heb ik mijn hoop gesteld,
van jongs af aan vertrouw ik op u.
6Vanaf mijn geboorte was u mijn steun,
vanaf de eerste dag hebt u me beschermd.
Daarom breng ik u steeds weer hulde.
7Mijn leven was een wonder voor velen,
een teken van uw macht,
omdat ik altijd bij u kon schuilen.
8Iedere dag breng ik u hulde,
uw naam is altijd op mijn lippen.
9Laat mij niet over aan mijn lot
nu ik oud ben;
laat me niet in de steek
nu mijn krachten het begeven.
10Want ze hebben het op mijn leven gemunt,
mijn vijanden spannen tegen mij samen.
11Ze zeggen: ‘God liet hem in de steek.
Nu kunnen we hem achtervolgen,
nu kunnen we hem grijpen.
Want er is niemand
die hem kan bevrijden!’
12God, blijf niet weg,
kom mij te hulp,
haast u toch!
13Verneder mijn tegenstanders, vernietig ze!
Maak ze beschaamd, zet ze te schande,
want zij zijn uit op mijn ondergang.
14Ik blijf op u vertrouwen,
steeds weer breng ik u hulde.
15Iedere dag verkondig ik
dat u rechtvaardig bent,
dat u bevrijding brengt.
Wat u doet, is zo groots
dat ik er geen woorden voor heb.
16Heer, mijn God,
ik zal vertellen van uw macht,
verkondigen dat u rechtvaardig bent,
u alleen.
17God, u hebt mij onderwezen vanaf mijn jeugd
en ik heb verteld van uw wonderen,
tot op de dag van vandaag.
18Laat me niet in de steek,
nu ik oud ben en grijs.
Laat mij vertellen van uw macht,
uw grote daden verkondigen
aan kinderen en kleinkinderen.
19God, uw rechtvaardigheid is groot,
groter dan de hemel hoog is,
wat u doet is indrukwekkend.
Wie is er aan u gelijk?
20Veel rampen hebben mij getroffen,
veel ellende hebt u op mij afgestuurd,
maar u gaf mij ook weer nieuw leven,
hield mij weg van het graf.
21Troost mij ook nu,
herstel mij in mijn eer.
22Dan zal ik u hulde brengen,
zal ik zingen over uw trouw, mijn God,
spelen voor u op de harp, op de lier,
voor u, heilige God van Israël.
23Zingen zal ik voor u,
juichen van vreugde,
want u brengt bevrijding.
24Ik zal spreken, iedere dag,
van uw rechtvaardigheid.
Wie op mijn ondergang uit zijn,
worden vernederd, te schande gezet.