Is God ons vergeten?
1Voor de voorzanger.
Op de wijs van het lied van Jedutun.
Een psalm uit de bundel van Asaf.
2Luid roep ik om God,
ik schreeuw het uit.
Als hij nu maar luistert!
3In mijn ellende zoek ik de Heer,
ik strek mijn handen naar hem uit,
zelfs ’s nachts vind ik geen rust;
ik ben niet te troosten.
4Denk ik aan God,
dan kreun ik,
ik denk aan hem
en voel me wanhopig.
5Heer, u houdt mij wakker,
ik ben onrustig,
kan geen woord uitbrengen.
6’s Nachts moet ik denken aan het verleden,
aan lang vervlogen tijden,
7aan hoe ik uw daden bezong.
Dan lig ik te peinzen,
en laat de vraag me niet los:
8Heeft de Heer ons blijvend verstoten,
zijn wij voor altijd bij hem uit de gunst?
9Is er een einde gekomen aan zijn liefde,
gelden zijn beloften niet meer?
10Vergeet God medelijden met ons te hebben,
is zijn woede nog groter dan zijn liefde?
11Daarom zeg ik,
en dat is mijn pijn:
De Heer, de allerhoogste God,
hij heeft zijn handen van ons afgetrokken!
12Heer, ik zal nooit vergeten wat u hebt gedaan,
ik zal spreken van al uw wonderen
vanaf het eerste begin.
13Ik blijf denken aan al die grootse daden,
aan wat u allemaal deed.
14Mijn God, wat u doet is zo verheven,
geen god is zo groot als u.
15U verricht wonderen,
u hebt alle volken uw macht doen voelen.
16U hebt uw volk verlost,
de nakomelingen van Jakob en Jozef,
krachtig trad u op.
17Het water zag u, mijn God,
het zag u en beefde van angst,
de zee schokte tot op de bodem.
18De regens gutsten uit de wolken,
de hemel weerkaatste de donder
en uw bliksemschichten schoten heen en weer.
19Dreunend rolde uw donder voort,
de bliksems zetten de wereld in licht
en de aarde schudde en schokte.
20U baande zich een weg door het water,
een pad door de diepe zee,
niemand kon uw voetsporen zien.
21U hebt uw volk geleid
als een herder zijn kudde,
u leidde uw volk,
Mozes en Aäron namen het bij de hand.