Gods genadebewijzen in natuur en geschiedenis
1Looft de Here, want Hij is goed,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
2Looft de God der goden,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
3Looft de Heer der heren,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
4Hem, die grote wonderen doet, Hij alleen,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
5die met verstand de hemel schiep,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
6die de aarde op de wateren uitbreidde,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
7die de grote lichten maakte,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
8de zon tot heerschappij over de dag,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
9de maan en de sterren tot heerschappij over de nacht,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
10die Egypte sloeg in zijn eerstgeborenen,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
11en Israël uit hun midden uitleidde,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
12met sterke hand en met uitgestrekte arm,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
13die de Schelfzee in tweeën sneed,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
14en Israël er middendoor deed trekken,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
15en Farao met zijn leger in de Schelfzee stortte,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
16die zijn volk door de woestijn voerde,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
17die grote koningen versloeg,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
18en geweldige koningen doodde,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
19Sichon, de koning der Amorieten,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
20en Og, de koning van Basan,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
21die hun land ten erfdeel gaf,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
22ten erfdeel aan Israël, zijn knecht,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
23die in onze vernedering onzer gedacht,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
24en ons aan onze tegenstanders ontrukte,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
25die spijze geeft aan al wat leeft,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
26Looft de God des hemels,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.