Lees verschillende vertalingenLees verschillende vertalingen
Vergelijk verschillende vertalingenVergelijk verschillende vertalingen
Maak uw notitiesMaak uw notities
Kopieer en markeer BijbeltekstenKopieer en markeer Bijbelteksten
Uitproberen
Wijsheid 11
Water: zegen voor Israël, plaag voor Egypte
1De wijsheid liet alles wat zij ondernamen slagen door toedoen van een heilige profeet. 2Ze trokken door een onbewoonde woestijn en sloegen op onbetreden plaatsen hun tenten op. 3Ze verzetten zich tegen hun vijanden en weerstonden hun aanvallers. 4Toen ze dorst leden riepen ze U aan; ze kregen water uit een steenharde rots, hun dorst werd gelest uit ruwe steen. 5Wat diende om hun vijanden te bestraffen, was voor hen een weldaad toen ze in nood verkeerden. 6-7Terwijl bij die anderen, als straf voor de opdracht tot kindermoord, het altijd stromende water van de rivier door bloed besmet en vertroebeld werd, gaf U hun onverwacht water in overvloed. 8Door hen dorst te laten lijden liet U hun zien hoe U hun vijanden had gestraft. 9Pas toen zij zelf op de proef werden gesteld, ook al was het met een milde straf, begrepen zij tot welke foltering het vonnis had geleid dat U in uw toorn over de goddelozen had geveld. 10Terwijl U hen op de proef stelde en als een vader terechtwees, riep U die anderen ter verantwoording en veroordeelde U hen als een onverbiddelijke vorst. 11Iedereen, ver weg of dichtbij, werd even zwaar getroffen. 12Een dubbel verdriet was hun deel, en de herinnering aan wat geweest was, deed hen diep zuchten. 13Want toen ze hoorden dat door hun straf anderen bevoordeeld werden, ontdekten ze daarin de hand van de Heer. 14Na alles wat er gebeurd was, moesten ze dus wel ontzag krijgen voor hem die destijds zomaar te vondeling gelegd was en die ze hadden versmaad en verstoten. Ze leden meer dorst dan de rechtvaardigen ooit hebben gekend.
Hoe God straft en waarom
15In hun onverstand en verdorvenheid dwaalden zij zozeer dat ze redeloze reptielen en ander ongedierte gingen vereren. U hebt hen voor straf onder zulke dieren bedolven, 16opdat ze zouden inzien: waardoor iemand zondigt, daardoor wordt hij gestraft. 17Het was geen onmacht van uw almachtige hand, die immers de wereld uit vormeloze materie heeft geschapen. U had een leger beren of grimmige leeuwen op hen kunnen afsturen, 18of nieuwgeschapen, ongekende, woeste beesten, die vuur spuwen, rookwolken uitbraken of met hun ogen vreselijke vonken sproeien, 19beesten die niet eens hoefden uit te halen om hen te doden maar hen alleen al door hun verschrikkelijke aanblik te gronde zouden richten. 20Ook zonder dat alles hadden ze in één ogenblik kunnen bezwijken wanneer het recht hen zou vervolgen en uw machtige adem hen zou wegvagen. Maar U hebt van alles maat, getal en gewicht bepaald. 21U bent te allen tijde in staat uw macht te tonen; wie kan de kracht van uw arm weerstaan? 22Heel de wereld is voor U als een stofje op een weegschaal, als een dauwdruppel die ’s ochtends op de aarde valt. 23Omdat U alles kunt, ontfermt U zich over iedereen; U ziet voorbij aan de zonden van mensen, opdat zij tot inkeer komen. 24Alles wat er is hebt U lief, niets van wat U gemaakt hebt is U te min; U zou het niet eens gemaakt hebben als U er een afkeer van had. 25Hoe zou iets tegen uw wil kunnen blijven bestaan? Hoe zou iets kunnen voortbestaan als U het niet in het leven had geroepen? 26U, Heer, hebt het leven lief en U spaart alles, omdat het van U is;