Lees verschillende vertalingenLees verschillende vertalingen
Vergelijk verschillende vertalingenVergelijk verschillende vertalingen
Maak uw notitiesMaak uw notities
Kopieer en markeer BijbeltekstenKopieer en markeer Bijbelteksten
Uitproberen
Ezechiël 6
Aanklacht tegen hen die afgoden vereren op de bergen
1-3De Heer richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, keer je naar de bergen van Israël. Kondig hun aan wat er gaat gebeuren en zeg tegen hen: Luister naar mij, God, de Heer. Dit heb ik jullie te zeggen, bewoners van bergen en heuvels, ravijnen en dalen. Ik stuur een leger op jullie af. Je offerhoogten vernietig ik. 4-5De altaren worden verwoest, de wierookbranders stukgeslagen. Velen vallen dood neer voor die afgodsbeelden van jullie. Ik zal jullie lijken, Israëlieten, voor de afgoden neergooien, je beenderen rond de altaren werpen. 6Waar jullie ook wonen, overal worden de steden een ruïne, de offerhoogten een wildernis. De altaren worden volledig vernield, de afgodsbeelden stukgeslagen, de wierookbranders neergehaald. Alles wat jullie maakten, wordt vernietigd! 7Veel doden blijven er liggen. Dan zul je erkennen dat ik de Heer ben.
8Maar een aantal laat ik in leven, zij zullen aan de oorlog ontkomen; zij zullen over verre landen worden verspreid en onder vreemde volken wonen. 9In hun ballingsoord denken ze aan mij en herinneren zich hoe ik hen strafte omdat zij mij ontrouw werden, mij de rug toekeerden en alleen nog oog hadden voor die afgoden. Zij zullen walgen van zichzelf en van hun kwade en afschuwelijke praktijken. 10Zij zullen inzien dat ik, de Heer, terecht gezegd heb hen te zullen straffen.’
11God, de Heer, zei tegen mij: ‘Klap in je handen, stamp met je voeten en roep: Het is afgelopen met al die afschuwelijke praktijken van het volk van Israël. Door oorlog, honger en pest komen zij om. 12Wie ver weg is, sterft door de pest; wie dichtbij is, sneuvelt in de oorlog. Wie pest en oorlog overleeft, zal sterven van honger. Ik koel mijn woede op hen. 13Overal zullen de doden rond de altaren liggen, midden tussen de afgoden, overal waar zij geurige offers hebben gebracht aan hun afgoden, op elke hoge heuvel, op de toppen van de bergen, onder elke bladerrijke boom. Dan zal iedereen erkennen dat ik de Heer ben. 14Ik zal hard tegen hen optreden. Overal waar zij wonen, vanaf de woestijn in het zuiden tot Ribla in het noorden, maak ik van het land een woestenij, een wildernis. Zij zullen erkennen dat ik de Heer ben.’