1De inwoners van Samaria zullen boeten
omdat zij in opstand kwamen
tegen hun God.
Zij zullen in de strijd sneuvelen,
hun jonge kinderen worden verpletterd,
hun zwangere vrouwen opengereten.
Terugkeer tot de Heer leidt naar een nieuwe toekomst
2Keer terug, Israël,
tot de Heer, je God!
Door je misdaden ben je gestruikeld,
3belijd je schuld en keer terug tot de Heer.
Zeg hem: ‘Vergeef ons alle misdaden,
neem onze gaven aan;
ons offer is: u hulde bewijzen.
4Assur kan ons niet redden,
wij zullen niet langer op strijdwagens vertrouwen.
Tot wat onze handen maakten,
zeggen wij niet langer: onze god!
Want wie ontheemd is en verlaten,
vindt medelijden bij u.’
5De Heer zegt:
‘Ik zal hen genezen van hun afkeer,
ik zal hen van harte liefhebben,
mijn woede is bedaard.
6Ik zal voor Israël zijn als de dauw,
Israël zal bloeien als een lelie,
wortel schieten als een ceder op de Libanon.
7Zijn jonge loten zullen uitlopen;
als een olijfboom,
zo mooi zal hij zijn,
hij geurt als de ceders van de Libanon.
8Zij die wonen in zijn schaduw,
zullen weer koren verbouwen.
Zij zullen bloeien als een wijnstok,
beroemd zijn als de wijn van de Libanon.
9Wat heeft Israël nog met de afgoden te maken?
Ik ben het die zijn gebeden verhoort,
ik ben het die naar hem zal omzien.
Ik ben als een altijd groene cipres,
aan mij heb je je vruchten te danken.’
Samenvatting
10Wie verstandig is, moet hierop acht slaan,
wie inzicht heeft, dit erkennen.
Want de wegen van de Heer zijn recht:
rechtvaardigen wandelen op die wegen,
maar opstandigen komen er ten val.