Jeruzalem, Gods lieveling
1De profeet zegt:
‘Jeruzalem, om u kan ik niet zwijgen.
Sion, ik zal niet eerder rusten
dan dat het licht van de vrijheid daagt,
de fakkel van de redding ontbrandt.
2Alle volken zullen zien hoe God u bevrijdt,
hun koningen aanschouwen uw pracht en praal.
U krijgt een nieuwe naam,
een naam, door God zelf gekozen.
3U zult een sierlijke kroon zijn,
een koninklijke diadeem,
door de Heer, uw God, vervaardigd.
4Ze spreken u niet langer aan met:
Verlaten Vrouw.
Tegen uw land zegt men niet meer:
Verwoest Gebied.
Nee, Gods Lieveling zal men u noemen,
en Gelukkig Getrouwd uw land.
Want de Heer heeft u lief,
uw land zal weer een man hebben.
5Want zoals een jongen een meisje trouwt,
zo zal God die u heeft opgebouwd,
trouwen met u.
Uw God zal blij met u zijn,
zoals een bruidegom met zijn bruid.’
6De Heer zegt:
‘Jeruzalem,
ik heb wachters gezet op uw muren;
geen ogenblik mogen ze zwijgen,
ze moeten tot mij roepen,
dag en nacht.’
De profeet zegt tegen de wachters:
‘Gun je geen rust,
herinner de Heer aan zijn beloften,
steeds weer opnieuw.
7Gun hem geen rust,
tot hij Jeruzalem heeft hersteld
en beroemd gemaakt
over heel de aarde.’
8De Heer zegt tegen de inwoners van Jeruzalem:
‘Nooit meer eten jullie vijanden je graan,
nooit meer drinken vreemden je wijn,
want jullie hebben er zelf voor gezwoegd.
9Nee, wie het graan binnenhalen,
zullen ervan eten
en mij hulde brengen.
Wie de druiven oogsten,
zullen de wijn drinken
en mij eren op het tempelplein.
Dit zweer ik met de hand op mijn hart,
ik voer deze belofte uit.’
10Bewoners van Jeruzalem,
trek de stad uit,
trek door de poorten naar buiten!
Baan een weg voor het volk dat terugkeert.
Maak de doortocht vrij,
maak de doortocht vrij,
verwijder alle stenen.
Richt een baken op onder alle volken.
11Want de Heer verkondigt over de hele aarde:
‘Zeg tegen de bevolking van Jeruzalem:
Uw redding is nabij!’
Zijn loon heeft hij bij zich,
zijn buit neemt hij mee.
12Wie terugkeren zal men noemen:
Gods heilige volk,
volk dat hij heeft verlost.
En u zult heten:
Geliefde Stad,
Nooit Meer Verlatene.