1Toen nam Bildad weer het woord:
2‘God regeert, ontzagwekkend.
Hij handhaaft de vrede in de hoge hemel,
3hij beschikt over ontelbare troepen;
er is geen plek waar zijn licht niet schijnt.
4Hoe kan een mens dan rechtvaardig zijn in Gods ogen,
hoe kan een sterveling ooit volmaakt zijn?
5Als voor God de maan al niet helder schijnt
en de sterren nauwelijks schitteren,
6is dan voor hem een mens meer dan een made,
een sterveling meer dan een worm?’
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.