Wie kan iets begrijpen van Gods overdonderende macht?
1Job antwoordde:
2‘Wat heb je me weer goed geholpen!
Wat ben je me weer tot steun geweest!
3Wat heb je me weer van advies gediend,
door je pasklare oplossingen uit te bazuinen.
4Waar haal je die wijsheden vandaan,
wie heeft je dat allemaal ingefluisterd?
5De schimmen uit het dodenrijk sidderen voor God,
en ook de bewoners van de zeeën.
6Open en bloot ligt het dodenrijk voor hem,
in de onderwereld is niets voor hem verborgen.
7God spant de noorderhemel uit boven de diepte
en hangt de aarde op in het niets.
8Hij sluit het water op in de wolken
zonder dat het wolkendek scheurt.
9Hij verduistert de volle maan
door er wolken voor te schuiven.
10Hij trekt de kring van de horizon over de zee,
waar licht en duisternis aan elkaar grenzen.
11De hemel wankelt op zijn zuilen,
raakt ontzet door het dreigen van God.
12Met machtsvertoon brengt hij de zee tot bedaren
en trefzeker verplettert hij het zeemonster Rahab.
13Met zijn adem blaast hij het luchtruim schoon
en hij doorboort de zeeslang op zijn vlucht.
14En dit is nog niet het eind van zijn kunnen.
Slechts een glimp vangen we ervan op.
Want niemand zou kunnen bevatten
hoe overdonderend zijn macht is.’