1Voor de voorzanger.
Een psalm uit de bundel van David.
2Mijn God, luister naar mij,
u klaag ik mijn nood.
Vijanden jagen me angst aan,
bescherm mijn leven,
3bewaar mij voor hun gekonkel en hun laster.
Verberg me voor die misdadigers.
4Hun tong is scherp als een zwaard,
als pijlen zijn hun kwetsende woorden.
5En ze richten op eerlijke mensen
vanuit een hinderlaag;
plotseling blijk je getroffen.
Ze hebben nergens ontzag voor.
6Ze hitsen elkaar op,
in het geheim zetten ze hun strikken.
Ze menen dat niemand het ziet.
7Ze broeden op misdaad,
ze zeggen:
‘Dit is een goed plan,
wij staan voor niets.’
8Maar God richt op hen zijn pijlen
en plotseling blijken zij zelf gewond.
9Hun scherpe tong bracht hen ten val,
iedereen ziet het
en schudt verbijsterd het hoofd.
10Nu hebben alle mensen ontzag voor God,
ze vertellen wat hij gedaan heeft,
beseffen hoe hij te werk gaat.
11De rechtvaardigen zijn blij,
want bij de Heer zijn ze veilig;
wie oprecht zijn,
prijzen zich gelukkig.
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.