1Welzalig de man
die niet wandelt in de raad van de goddelozen,
die niet staat op de weg van de zondaars,
die niet zit op de zetel van de spotters,
2maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
3Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt;
al wat hij doet, zal goed gelukken.
4Maar zo zijn de goddelozen niet:
die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
5Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht,
de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
6Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen,
maar de weg van de goddelozen zal vergaan.
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.