De HEERE en Zijn Gezalfde
1Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!