De uittocht: ondergang voor Egypte, redding voor Israël
1Voor de goddelozen echter was Gods toorn tot het einde toe onbarmhartig. Hij wist al van tevoren wat zij zouden doen: 2na eerst met hun vertrek te hebben ingestemd en hen overhaast te hebben laten gaan, zouden ze daar spijt van krijgen en de achtervolging inzetten. 3Terwijl ze nog in rouw verkeerden en weeklaagden aan het graf van hun doden, vatten ze een nieuw onzinnig plan op: degenen die ze gesmeekt hadden om het land te verlaten, zouden ze achtervolgen alsof zij voortvluchtig waren. 4Ze verdienden het lot dat hen tot het uiterste dreef en hun alles wat gebeurd was deed vergeten. Zo zouden ze hun ellende nog vergroten en hun straf vervolledigen. 5Terwijl uw volk een wonderbaarlijke tocht zou maken, vonden zij een bizarre dood.
6Gehoorzaam aan uw bevelen werd heel de schepping opnieuw gevormd, in haar oorspronkelijke vorm, opdat uw kinderen ongedeerd zouden blijven. 7Ze zagen de wolk die het kamp overschaduwde, ze zagen droog land tevoorschijn komen waar eerder nog water was, een gebaande weg door de Rode Zee, een groene vlakte in plaats van ruw, onstuimig water. 8Daar trok, beschermd door uw hand, het hele volk doorheen, nadat ze wonderbaarlijke tekenen hadden gezien. 9Ze waren uitgelaten als paarden in de wei en sprongen als lammeren, en ze loofden U, Heer, die hen had gered.
De natuur veranderd ten behoeve van de rechtvaardigen
10Zij herinnerden zich nog wat ze tijdens hun verblijf in den vreemde hadden meegemaakt: hoe de aarde muggen in plaats van andere dieren had voortgebracht, en hoe de rivier in plaats van waterdieren massa’s kikkers had uitgebraakt. 11En toen ze later, onverzadigbaar als ze waren, om verfijnd voedsel smeekten, waren ze getuige van een nieuwe schepping van vogels: 12uit de zee zagen ze kwartels opstijgen waarmee in hun behoefte werd voorzien.
13De zondaars echter werden getroffen door straffen, die aangekondigd waren door felle bliksemflitsen. Zo kregen zij het verdiende loon voor hun misdaden, want zij hadden een diepe vreemdelingenhaat aan de dag gelegd. 14Anderen hadden indertijd geweigerd onbekenden die bij hen kwamen te ontvangen; zij echter maakten gasten die hun zoveel goeds hadden gebracht tot slaaf. 15Sterker nog: terwijl de eersten die vreemdelingen vijandig bejegend hebben – zij zullen hun straf niet ontlopen –, 16hebben de laatsten de vreemdelingen die ze feestelijk hadden onthaald en als gelijken behandeld, vervolgens met dwangarbeid onderdrukt. 17Daarom werden zij met blindheid geslagen, zoals eerder degenen die bij de rechtvaardige aan de deur stonden en op de tast hun eigen huis moesten zoeken, doordat ze in dichte duisternis gevangen waren.
18Zoals bij een harp het ritme kan veranderen terwijl de toon gelijk blijft, veranderden de elementen onderling. Dat blijkt uit een nauwkeurige beschouwing van de gebeurtenissen: 19landdieren veranderden in waterdieren, en zwemmende dieren gingen aan land; 20de kracht van vuur werd in water nog groter, en het water vergat zijn blussend vermogen; 21anderzijds werden kwetsbare dieren niet verteerd door de vlammen waarin ze rondliepen, en het ijsachtige voedsel uit de hemel dat gemakkelijk kon smelten, smolt niet.
22In alles, Heer, hebt U uw volk groot gemaakt en verheerlijkt. U bent het niet vergeten en hebt het altijd en overal terzijde gestaan.