Een verboden huwelijk
1Het is verboden te trouwen met een vrouw van je vader, want zo schend je zijn eer en zijn recht.
Uitsluiting van Israëls bijeenkomsten
2Mannen van wie de zaadballen zijn gekneusd of het lid is afgesneden, zijn uitgesloten van godsdienstige bijeenkomsten.
3Kinderen uit verboden huwelijken zijn uitgesloten van godsdienstige bijeenkomsten. Ook hun nakomelingen, zelfs die van het tiende geslacht, zijn uitgesloten.
4Ammonieten en Moabieten zijn uitgesloten van godsdienstige bijeenkomsten. Ook hun nakomelingen zijn uitgesloten, zelfs die van het tiende geslacht, dat wil zeggen voor altijd. 5Dat heeft twee redenen: zij zijn jullie na je uittocht uit Egypte niet met eten en drinken te hulp gekomen en koning Balak van Moab heeft Bileam, de zoon van Beor, afkomstig uit Petor in Aram-Naharaïm, omgekocht om je te vervloeken. 6De Heer, je God, weigerde toen naar Bileam te luisteren. Omdat God van jullie hield, veranderde hij de vloek in een zegen. 7Daarom mag je nooit ofte nimmer meewerken aan hun geluk en voorspoed.
8Van Edomieten moet je geen afkeer hebben; ze zijn een verwant volk. Heb ook geen afkeer van Egyptenaren, jullie hebben in Egypte als vreemdelingen gewoond. 9Hun achterkleinkinderen hebben toegang tot de godsdienstige bijeenkomsten.
Reinheid in het legerkamp
10Stel dat je oprukt tegen je vijanden en ergens je tenten opslaat. Pas er dan voor op dat het kamp niet wordt besmet. 11Heeft een man ’s nachts een zaadlozing gehad, dan moet hij het kampterrein verlaten. 12Tegen het vallen van de avond moet hij zich wassen en pas na zonsondergang mag hij het kamp weer binnenkomen.
13Zorg ervoor dat er buiten het tentenkamp een stuk grond is waar je je behoefte kunt doen. 14Draag ook steeds een tentpin bij je. Wanneer je je behoefte moet doen, kun je daarmee een gat maken en het ook weer afdekken als je klaar bent. 15Het kampterrein moet rein gehouden worden. Want de Heer, je God, doet zijn ronde door het kamp om je te beschermen en de vijanden aan je uit te leveren. Laat hem niets onder ogen komen wat onbetamelijk is. Anders keert hij jullie de rug toe.
Weggevluchte slaven
16Lever een slaaf die bij jou zijn toevlucht heeft gezocht, niet aan zijn vroegere meester uit. 17Neem hem op in je gemeenschap en geef hem de vrijheid te gaan wonen waar hij wil. Buit hem ook niet uit.
Gewijde prostitutie
18Israëlieten, of het nu vrouwen of mannen zijn, mogen in de heiligdommen geen prostitutie bedrijven. 19Het geld dat men als vrouw of man ermee verdiend heeft, mag niet aan het heiligdom van de Heer, je God, worden afgedragen om een of andere gelofte te voldoen. Zowel het een als het ander verfoeit hij.
Rente
20Vraag van een andere Israëliet geen rente als je hem iets leent, of het nu geld, voedsel of iets anders is. 21Van buitenlanders mag je rente vragen, maar van iemand van je eigen volk niet. Als je je hieraan houdt, zal de Heer, je God, je zegenen bij alles wat je onderneemt in het land dat je in bezit gaat nemen.
Gedane beloften
22Stel dat je de Heer, je God, een belofte hebt gedaan. Kom dan je belofte na, stel het niet uit. Want de Heer zal je rekenschap vragen en dan blijkt je schuld. 23Als je geen belofte doet, kun je ook geen schuld op je laden. 24Maar een gedane belofte moet je nakomen. Het was immers geheel vrijwillig dat je de Heer, je God, iets hebt toegezegd.
Bescherming van andermans oogst
25Stel dat je in andermans wijngaard loopt. Dan mag je zoveel druiven eten als je wilt. Maar het is verboden ze ergens in mee te nemen. 26Loop je door het korenveld van een ander, dan mag je gerust wat aren plukken. Maar het is verboden de sikkel in andermans koren te slaan.