Midjan verslagen
1-2De Heer zei tegen Mozes: ‘Neem, voordat je zult sterven, nog wraak op de Midjanieten.’ 3Mozes zei daarom tegen het volk: ‘Maak je klaar voor de oorlog. De Heer wil dat we wraak nemen op de Midjanieten. 4Iedere stam moet duizend man sturen.’
5Zo werden uit iedere stam duizend mannen gekozen, in totaal dus twaalfduizend. 6Mozes liet hen uitrukken onder bevel van Pinechas, de zoon van de priester Eleazar. Deze nam de gewijde voorwerpen mee en de trompetten om alarm te blazen. 7Zij vielen de Midjanieten aan, zoals de Heer aan Mozes had bevolen, en doodden alle mannen. 8Onder hen bevonden zich de vijf koningen van Midjan: Ewi, Rekem, Sur, Chur en Reba. Ook Bileam, de zoon van Beor, werd gedood. 9De Israëlieten namen vrouwen en kinderen gevangen, en alle runderen en schapen maakten ze met de overige bezittingen buit. 10Alle steden en tentenkampen van de Midjanieten staken ze in brand. 11De hele buit, al het vee en alle gevangenen 12brachten ze naar Mozes, de priester Eleazar en het hele volk. De Israëlieten bevonden zich in het kamp in de vlakte van Moab, langs de Jordaan tegenover Jericho.
13Samen met Eleazar en alle leiders verliet Mozes het kamp om het leger op te wachten. 14Mozes was woedend op de officieren 15en zei: ‘Waarom hebben jullie alle vrouwen in leven gelaten? 16Zij waren het juist, die op aanraden van Bileam ons volk hebben verleid Baäl-Peor te vereren; om die ontrouw aan de Heer werden we door een plaag getroffen. 17Dood daarom alle jongens en ook de vrouwen die ooit met een man hebben geslapen, 18maar laat alle meisjes die nog maagd zijn, in leven. 19Ieder van jullie die iemand heeft gedood of een lijk heeft aangeraakt, moet zeven dagen buiten het kamp blijven. Reinig jezelf en de gevangenen op de derde en op de zevende dag. 20Maak ook je kleren schoon en alles wat van leer, geitenhaar of hout is.’
21De priester Eleazar zei daarna tegen de mannen die oorlog hadden gevoerd: ‘Volgens de regels die de Heer aan Mozes heeft gegeven, 22-23moet alles wat tegen vuur bestand is: goud, zilver, koper, ijzer, tin en lood, door vuur worden gereinigd en daarna door water. Wat niet tegen vuur bestand is, moet alleen in water worden gereinigd.
24Op de zevende dag moeten jullie je kleren wassen om rein te worden. Daarna mogen jullie het kamp weer binnenkomen.’
25De Heer zei tegen Mozes: 26‘Jij moet samen met Eleazar en de andere leiders tellen wat er aan mensen en vee is buitgemaakt. 27Geef de helft van de buit aan hen die aan het gevecht hebben deelgenomen en de andere helft aan de rest van het volk. 28Geef de soldaten bevel een op de vijfhonderd mensen en dieren aan mij af te staan. 29Geef dat deel aan Eleazar om het mij aan te bieden. 30Het volk dat niet gevochten heeft moet een op de vijftig mensen en dieren afstaan, en wel aan de nakomelingen van Levi die dienstdoen bij mijn tent.’ 31Mozes en Eleazar deden wat de Heer hun had opgedragen.
32-35Het deel van de soldaten meegerekend, bestond de buit uit het volgende:
675.000 schapen en geiten,
72.000 runderen,
61.000 ezels,
32.000 meisjes die nog maagd waren.
36-40Het deel voor de soldaten was:
337.500 schapen en geiten, waarvan er 675 bestemd waren voor de Heer,
36.000 runderen, waarvan 72 bestemd voor de Heer,
30.500 ezels, waarvan 61 voor de Heer,
16.000 meisjes, van wie 32 voor de Heer.
41Wat voor de Heer was bestemd, gaf Mozes aan Eleazar, zoals bevolen was.
42-46Het deel voor de rest van het volk was even groot als dat voor de soldaten:
337.500 schapen en geiten,
36.000 runderen,
30.500 ezels,
16.000 meisjes.
47Van deze helft gaf Mozes een op de vijftig mensen en dieren aan de nakomelingen van Levi die dienstdeden bij de tent van de Heer.
48Alle hogere en lagere officieren kwamen naar Mozes toe 49en zeiden tegen hem: ‘Wij hebben onze mannen geteld en niemand ontbreekt. 50Daarom bieden wij de Heer de gouden voorwerpen die wij hebben buitgemaakt als geschenk aan: beenkettinkjes, armbanden, vingerringen, oorringen en halskettingen. Wij geven die als prijs voor ons leven, zodat de Heer ons spaart.’ 51Mozes en Eleazar namen al die gouden sieraden in ontvangst. 52Het goud dat door de legeraanvoerders aan de Heer werd aangeboden, woog in totaal bijna tweehonderd kilo. 53De gewone soldaten behielden hun buit. 54Mozes en Eleazar brachten het goud van de officieren naar de ontmoetingstent, opdat de Heer zich daardoor de Israëlieten zou blijven herinneren.