Leer ons dat onze dagen zijn geteld
1Een gebed uit de bundel van de profeet Mozes.
Heer, u bood ons beschutting
van geslacht op geslacht.
2Voor de bergen ontstonden,
voor u de aarde schiep,
was u al God.
U bent God,
alle eeuwen door.
3Als u zegt:
‘Word weer stof, jullie zwakke mensen,’
dan worden zij weer stof.
4Want voor u zijn duizend jaar
niet meer dan een dag,
niet meer dan het laatste uur van de nacht:
in een oogwenk voorbij!
5U vaagt ons mensen weg,
als de ochtend de dromen.
We zijn niet meer dan gras:
zo schiet het op, zo verwelkt het,
6’s morgens bloeit het,
tegen de avond is het dor en droog.
7Uw woede teistert ons,
we gaan eraan ten onder.
8U brengt onze fouten aan het licht;
wat we in het geheim misdeden,
maakt u openbaar.
9Door uw woede loopt ons leven ten einde,
vergaan onze dagen als een zucht.
10Misschien worden we zeventig,
misschien tachtig als we sterk zijn.
En waarvoor alle gezwoeg en ellende?
Het leven vliegt voorbij,
opeens is het afgelopen.
11Wie beseft hoe verschrikkelijk uw woede is,
wie is er voldoende van doordrongen?
12Verdiep ons inzicht,
leer ons dat onze dagen zijn geteld.
13Heer, laat uw woede varen.
Hoelang nog moeten we wachten?
Heb medelijden met ons, uw dienaars!
14Overlaad ons met uw liefde,
iedere morgen opnieuw;
dan kunnen we juichen en blij zijn,
iedere dag opnieuw.
15Hoelang hebt u ons niet gepijnigd?
Geef ons nu een lange tijd van vreugde.
Vergoed ons al die ellendige jaren!
16Laat ons, uw dienaars, uw grootse daden zien
en laat ook onze kinderen uw grootheid ervaren.
17Heer, onze God, toon ons genegenheid,
dan zal het goed zijn wat we doen,
dan zal het standhouden.