Lees verschillende vertalingenLees verschillende vertalingen
Vergelijk verschillende vertalingenVergelijk verschillende vertalingen
Maak uw notitiesMaak uw notities
Kopieer en markeer BijbeltekstenKopieer en markeer Bijbelteksten
Uitproberen
2 Kronieken 14
Asa, koning van Juda
1Asa was een goed koning, hij deed wat de Heer, zijn God, van hem vroeg. 2Hij verwijderde de altaren van buitenlandse goden en de offerhoogten; hij sloeg de opgerichte stenen aan stukken en hakte de gewijde palen om. 3De Judeeërs riep hij op om de wil te doen van de Heer, de God van hun voorouders, en zich te houden aan zijn richtlijnen en geboden. 4Omdat hij alle steden van Juda zuiverde van de offerhoogten en van de wierookbranders, had het koninkrijk onder zijn bestuur rust. 5Tijdens deze periode waarin het land rust had, bouwde hij in Juda verscheidene vestingsteden. Al die jaren werd er geen oorlog tegen hem gevoerd, omdat de Heer hem vrede en veiligheid gaf. 6Asa zei tegen het volk van Juda: ‘Laten wij de steden versterken door ze te omringen met muren en ze te voorzien van torens en poorten met grendels. Het land hebben we nu nog in onze macht. Omdat wij de wil van de Heer, onze God, hebben gedaan, heeft hij voor ons gezorgd en rust aan al onze grenzen gegeven.’ Ze begonnen te bouwen en alles verliep voorspoedig.
7Asa beschikte over een leger van driehonderdduizend Judeeërs, uitgerust met schilden en speren, en over een leger van tweehonderdtachtigduizend Benjaminieten, uitgerust met kleine schilden en met bogen. Het waren allemaal geoefende soldaten.
8Zerach uit Nubië viel met een ontelbare legermacht en met driehonderd strijdwagens Juda binnen en drong tot Maresa door. 9Asa rukte tegen hem op en beide strijdmachten stelden zich tegenover elkaar op in het Sefatadal bij Maresa. 10Toen riep Asa de Heer, zijn God, te hulp en zei: ‘Heer, onze God, alleen u kunt de zwakken helpen in hun strijd tegen de machtigen. Help ons, want wij steunen op u; in vertrouwen op u zijn wij tegen deze overmacht opgerukt. U bent onze God, Heer! Laat u niet door sterfelijke mensen in het nauw drijven!’ 11Toen versloeg de Heer de Nubiërs: ze leden tegen Asa en Juda de nederlaag en gingen op de vlucht. 12Asa en zijn soldaten achtervolgden hen tot Gerar, en er sneuvelden zoveel Nubiërs dat het leger zich niet meer kon herstellen. Ze leden tegen de Heer en zijn leger een verpletterende nederlaag. De Judeeërs sleepten een zeer grote buit in de wacht. 13Verder namen ze alle steden in de buurt van Gerar in, omdat de inwoners beefden van schrik voor de Heer. Omdat er rijke buit te halen viel, werden al deze steden geplunderd. 14Zij overvielen ook de kampementen van de herders en dreven grote aantallen schapen, geiten en kamelen weg. Toen keerden zij naar Jeruzalem terug.