De rechten van een slaaf
1Hier volgen de overige regels die Mozes de Israëlieten moest voorhouden.
2Als je een Hebreeuwse slaaf koopt, moet die slaaf zes jaar bij je in dienst blijven. Maar in het zevende jaar moet de slaaf vrijgelaten worden zonder dat hij iets hoeft te betalen. 3Is hij alleen gekomen, dan gaat hij ook alleen weer weg. Maar was hij getrouwd, dan mag zijn vrouw met hem meegaan. 4Heeft zijn meester hem een vrouw gegeven en heeft hij kinderen bij die vrouw gekregen, dan zijn de vrouw en haar kinderen van zijn meester en moet hij alleen vertrekken. 5Stel dat de slaaf zegt: Ik houd van mijn meester, van mijn vrouw en mijn kinderen. Ik wil niet vrijgelaten worden. 6In dat geval is zijn meester verplicht hem naar het heiligdom te brengen, hem tegen de deur of de deurpost te zetten en met een scherp voorwerp zijn oor te doorsteken. De man zal voor altijd als slaaf bij hem in dienst blijven.
7Verkoopt iemand zijn dochter als slavin, dan kan ze niet vrijkomen zoals de mannelijke slaven. 8Als haar meester haar als vrouw wilde, maar zij beviel hem niet, dan moet hij haar laten terugkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een buitenlander te verkopen. Hij is haar immers ontrouw geworden. 9Had hij haar bestemd voor zijn zoon, dan moet ze als een vrije vrouw behandeld worden. 10Neemt zo iemand naast de slavin nog een vrouw, dan mag hij de slavin niet minder voedsel en kleren geven; ook mag hij niet minder vaak gemeenschap met haar hebben. 11Komt hij deze drie verplichtingen tegenover haar niet na, dan mag ze weggaan zonder iets te betalen.
Mishandeling
12-13Op moord staat de doodstraf. Maar doodt iemand een ander onopzettelijk, was het een ongeluk waar hij niets aan kon doen, dan kan hij vluchten naar een van de steden die ik zal aanwijzen. 14Maar wie een ander moedwillig en met voorbedachten rade uit de weg ruimt, die moeten jullie doden, ook al heeft hij bij mijn altaar zijn toevlucht gezocht.
15Op mishandeling van ouders staat de doodstraf.
16Op ontvoering staat de doodstraf. Dit geldt evenzeer wanneer de ontvoerde verkocht is als slaaf, als wanneer hij nog in het bezit is van de dader.
17Op vervloeking van ouders staat de doodstraf.
18Stel: twee mannen maken ruzie en de een slaat de ander neer met een steen of met zijn vuist. Het slachtoffer overlijdt niet, moet alleen het bed houden 19en kan later weer opstaan en met een stok buiten wandelen. In dat geval blijft de man die hem neersloeg ongestraft. Wel moet hij de kosten van de gedwongen rusttijd betalen en ervoor zorgen dat de man weer helemaal gezond wordt.
20Slaat iemand een van zijn slaven met een stok en bezwijkt die slaaf onder de stokslagen, dan moet de eigenaar gestraft worden. 21Maar blijft de slaaf nog een of twee dagen in leven, dan wordt de eigenaar niet gestraft. Hij is al genoeg gestraft door het verlies van zijn eigen bezit.
22Stel dat twee mannen aan het vechten zijn. Een van hen raakt daarbij een zwangere vrouw en zij krijgt een miskraam. Als zij verder geen verwondingen heeft opgelopen, moet hem zeker een boete worden opgelegd. De echtgenoot van de vrouw mag de hoogte van de boete bepalen, de rechters moeten erop toezien dat deze betaald wordt. 23Maar heeft de vrouw wel andere verwondingen opgelopen, dan geldt de regel: een leven voor een leven, 24een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet, 25een brandwond voor een brandwond, een open wond voor een open wond, een buil voor een buil.
26Stel dat iemand zijn slaaf of slavin in het oog raakt en deze wordt blind aan dat oog. Dan moet hij die slaaf als vergoeding voor het verlies van zijn oog vrijlaten. 27Slaat hij zijn slaaf of slavin een tand uit, dan moet hij die slaaf om het verlies van de tand vrijlaten.
De eigenaar is verantwoordelijk voor zijn bezit
28Stel dat een stier een man of een vrouw dodelijk verwondt met zijn horens. Dan moet die stier gestenigd worden; het vlees van die stier mag niet gegeten worden. De eigenaar van de stier gaat vrijuit. 29Maar stel dat de eigenaar was gewaarschuwd dat de stier gevaarlijk was, en hij hem toch onvoldoende bewaakte. In dat geval moet die stier gestenigd worden en de eigenaar ter dood gebracht. 30Wordt het hem toegestaan zichzelf met een boete vrij te kopen, dan is hij verplicht alles te betalen wat hem opgelegd wordt. 31Dezelfde voorschriften gelden als de stier een jongen of een meisje doodt. 32Doodt de stier een slaaf of een slavin, dan moet de eigenaar van de stier aan de meester van die slaaf dertig zilverstukken betalen. De stier moet gestenigd worden.
33Stel dat iemand het deksel van een put haalt of een put graaft zonder die af te sluiten en er valt een stier of een ezel in. 34In dat geval is de eigenaar van de put verplicht de schade te vergoeden, maar hij mag het dode dier wel houden.
35Stel dat een stier een andere stier neerstoot en het dier gaat dood. Dan moeten de beide eigenaars de levende en de dode stier verkopen en de opbrengst samen delen. 36Maar stel dat het de eigenaar bekend was dat de stier gevaarlijk was, en hij hem toch onvoldoende bewaakte. In dat geval moet hij de dode stier volledig vergoeden; het kadaver mag hij houden.
Verlies van eigendom
37Stel dat iemand een koe, een schaap of een geit steelt en die slacht of verkoopt. Hij moet dan voor één koe vijf koeien terugbetalen en voor één schaap of geit vier schapen of geiten.