De geboorte van de Messias en Zijn Koninkrijk
1En u, Bethlehem-Efratha,
al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda,
uit u zal Mij voortkomen
Die een Heerser zal zijn in Israël.
Zijn oorsprongen zijn van oudsher,
van eeuwige dagen af.
2Daarom zal Hij hen overgeven
tot de tijd dat zij die baren zal, gebaard heeft.
Dan zal de rest van Zijn broeders zich bekeren,
met de Israëlieten.
3Hij zal staan en hen weiden in de kracht van de HEERE,
in de majesteit van de Naam van de HEERE, Zijn God.
Zij zullen veilig wonen, want nu zal Hij groot zijn
tot aan de einden van de aarde.
4Hij zal Vrede zijn.
Wanneer Assur in ons land zal komen
en wanneer hij onze paleizen zal betreden,
zullen wij tegen hem zeven herders doen opstaan
en acht vorsten uit de mensen.
5Zij zullen het land van Assur weiden met het zwaard,
het land van Nimrod met getrokken zwaarden.
Zo zal Hij ons redden van Assur,
wanneer die in ons land zal komen
en wanneer die ons gebied zal betreden.
6Het overblijfsel van Jakob zal zijn
te midden van vele volken
als dauw van de HEERE,
als regendruppels op het gewas,
dat niet uitziet naar iemand
en niet hoopt op mensenkinderen.
7Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn,
te midden van veel volken,
als een leeuw onder de dieren van het woud,
als een jonge leeuw onder de schaapskudden,
die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt,
en er is niemand die redt.
8Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders
en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
9Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE,
dat Ik uw paarden uit uw midden zal uitroeien
en dat Ik uw wagens zal doen vergaan.
10Ik zal de steden van uw land uitroeien
en Ik zal al uw vestingen afbreken.
11Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien
en u zult geen wolkenduiders meer hebben.
12Ik zal uw afgodsbeelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien,
zodat u zich niet meer zult neerbuigen voor het werk van uw handen.
13Ik zal uw gewijde palen uit uw midden wegrukken
en uw steden wegvagen.
14Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen
aan de heidenvolken die niet willen luisteren.