1Een psalm van David, voor de koorleider.
Ik heb tot de HEERE de toevlucht genomen.
Hoe kunt u dan zeggen tegen mijn ziel:
Vlucht weg naar uw bergen, als een vogel!
2Want zie, de goddelozen spannen de boog,
zij leggen hun pijlen op de pees
om in het donker te schieten op de oprechten van hart.
3Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald!
Wat kan de rechtvaardige dan doen?
4De HEERE is in Zijn heilig paleis,
de troon van de HEERE staat in de hemel;
Zijn ogen doorzien,
Zijn blikken beproeven de mensenkinderen.
5De HEERE beproeft de rechtvaardige,
maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft.
6Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen.
Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.
7Want de HEERE is rechtvaardig,
Hij heeft rechtvaardige daden lief.
De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen.
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.