Een vaste burcht is onze God
1Voor de koorleider. Van de Korachieten. Op de wijze van: De jonkvrouwen. Een lied.
2God is ons een toevlucht en sterkte,
ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden.
3Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde,
al wankelden de bergen in het hart van de zee.
4Laat bruisen, laat schuimen haar wateren,
laat de bergen beven door haar onstuimigheid. sela
5Een rivier – haar stromen verheugen de stad Gods,
de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten.
6God is in haar midden, zij zal niet wankelen;
God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.
7Volkeren woedden, koninkrijken wankelden,
Hij verhief zijn stem, de aarde versmolt.
8De Here der heerscharen is met ons,
een burcht is ons de God van Jakob. sela
9Komt, aanschouwt de werken des Heren,
die verwoesting op aarde aanricht,
10die oorlogen doet ophouden tot het einde der aarde,
de boog verbreekt, de lans stukslaat,
de strijdwagens met vuur verbrandt.
11Laat af en weet, dat Ik God ben;
Ik ben verheven onder de volken, verheven op de aarde.
12De Here der heerscharen is met ons,
een burcht is ons de God van Jakob. sela