Jozua en Kaleb
1Jozua, de zoon van Nun, was een machtig krijgsman
en hij volgde Mozes op in het profetenambt.
Hij was wat zijn naam betekent:
een groot redder van Gods uitverkorenen;
hij strafte de toegestormde vijanden af
en gaf Israël een grondgebied.
2Hoe glorieus was hij toen hij zijn hand ophief
en zijn zwaard uitstrekte tegen de steden.
3Wie eerder was zo standvastig als hij?
Hij voerde de oorlogen van de Heer.
4Was het niet zijn hand waardoor de zon werd tegengehouden
en één dag de lengte van twee dagen kreeg?
5Hij riep de hoogste heerser aan
toen hij van alle kanten door zijn vijanden belaagd werd.
De machtige Heer verhoorde hem:
hij liet hagelstenen vallen van een geweldige kracht.
6Hij teisterde de vijand met de strijd
en doodde zijn tegenstanders op de bergpas;
zo liet hij de volken de kracht van zijn wapens voelen,
omdat ze oorlog voerden tegen de Heer.
Want ook Jozua vertrouwde volledig op de Machtige.
7Al ten tijde van Mozes bewees hij zijn trouw,
hij en Kaleb, de zoon van Jefunne:
ze verzetten zich tegen het volk,
hielden het af van zonde
en stopten het kwalijke geklaag.
8Van zeshonderdduizend man voetvolk
werden alleen zij tweeën gespaard
om het gebied binnen te trekken:
het land dat overvloeit van melk en honing.
9De Heer gaf Kaleb kracht,
die hij tot op hoge leeftijd behield;
zo kon hij het bergland in trekken
en kreeg zijn nageslacht het in bezit.
10Zo kon heel Israël ervaren
dat het goed is om de Heer te volgen.
De rechters
11En de rechters, ieder met zijn eigen faam,
diegenen onder hen die zich niet met afgoden inlieten
en zich niet hebben afgewend van de Heer –
moge hun nagedachtenis gezegend zijn,
12mogen hun beenderen in hun graf weer opbloeien
en hun glorierijke naam op hun nakomelingen overgaan.
13Samuel, geliefd bij zijn Heer,
profeet van de Heer, stelde het koningschap in
en zalfde leiders van zijn volk.
14Hij sprak recht over de gemeenschap volgens de wet van de Heer,
en de Heer keek welwillend naar Jakob.
15Door zijn geloofwaardigheid bleek hij een waar profeet te zijn,
door zijn profetieën werd hij als een waarachtig ziener erkend.
16Toen zijn vijanden hem van alle kanten belaagden,
riep hij de machtige Heer aan
en bracht hij hem een zooglam als offer.
17En de Heer liet uit de hemel zijn donder klinken
en zijn dreunende stem horen;
18hij vernietigde de aanvoerders van de Tyriërs
en de leiders van de Filistijnen.
19Voordat Samuel voor eeuwig te ruste ging,
getuigde hij ten overstaan van de Heer en zijn gezalfde:
‘Ik heb van niemand ook maar iets aangenomen, zelfs geen sandaal.’
Geen mens heeft hem beschuldigd.
20Zelfs na zijn dood profeteerde hij
en toonde hij de koning zijn levenseinde;
hij verhief zijn stem vanuit de aarde
om door zijn profetie de wetteloosheid van het volk uit te wissen.