Vereer geen andere goden
Vernietig alle afgodsbeelden
1Mozes zei verder tegen de Israëlieten: ‘Straks komen jullie in het land dat de Heer, de God van je voorouders, jullie zal geven. Nu volgen de wetten en regels die daar gelden. Jullie moeten je altijd aan die regels houden, je hele leven lang.
2In dat land wonen nu volken die hun goden op allerlei plaatsen vereren, op elke heuvel en onder iedere groene boom. Als jullie die volken verjaagd hebben, moeten jullie al hun heilige plaatsen vernietigen. 3Breek hun altaren af, sla alle heilige stenen kapot! Verbrand de heilige palen van de godin Asjera, maak alle beelden stuk! Er mag niets overblijven dat met hun goden te maken heeft.
Je mag de Heer op één plaats vereren
4Doe niet zoals die volken! Vereer de Heer, jullie God, niet zomaar op allerlei plaatsen. 5De Heer zal zelf een plaats aanwijzen in één van de gebieden van jullie stammen. Daar zal hij wonen. Alleen daar mogen jullie hem vereren.
Als jullie naar die plaats gaan, 6neem dan dieren mee om te offeren. Die zijn bestemd voor de volgende offers: offers die helemaal verbrand moeten worden, offers voor een feestmaal, offers die je brengt als je iets belooft aan de Heer, en andere offers. Neem ook een tiende deel van de opbrengst van je oogst mee. En breng ook alle kalfjes, lammetjes en geitjes mee die het eerst geboren zijn.
7Op die plaats kunnen jullie een feestmaal klaarmaken, ter ere van de Heer, jullie God. Vier feest, samen met je hele familie. En geniet van alles waar je hard voor gewerkt hebt. Zo beloont de Heer jullie.
Nieuwe regels voor het offeren
8Daar in dat land moeten jullie het anders doen dan hier. Want hier brengt iedereen offers op zijn eigen manier. 9Nu zijn jullie nog niet in het land dat de Heer zal geven, en waar jullie veilig kunnen wonen. 10Maar straks steken jullie de Jordaan over en gaan jullie in dat land wonen. De Heer zal ervoor zorgen dat jullie daar geen last meer hebben van vijanden.
Als jullie daar veilig wonen, 11dan mag je de Heer maar op één plaats vereren. Alleen op de plaats die hij aanwijst, de plaats waar hij zelf zal wonen.
Als jullie naar die ene plaats gaan, neem dan alle dieren mee voor de offers die ik al eerder genoemd heb: offers die helemaal verbrand moeten worden, offers voor een feestmaal, offers die je brengt als je iets belooft aan de Heer en offers die je vrijwillig brengt. Neem ook een tiende deel van de opbrengst van je oogst mee, en wat je verder nog wilt offeren.
12Dan kun je daar feestvieren ter ere van de Heer, samen met je kinderen en je slaven. En nodig ook de Levieten uit die bij je in de stad wonen, want zij hebben geen eigen grond.
Je mag niet overal offeren
13Jullie mogen in dat land niet zomaar ergens een offer brengen. 14Dat mag alleen op de plaats die de Heer uitkiest. Jullie moeten alles doen zoals ik het zeg.
15Je mag wel dieren slachten om het vlees op te eten. Dat mag overal waar jullie wonen. Je mag alle dieren slachten die de Heer, jullie God, je geeft. Iedereen mag dat doen, ook mensen die onrein zijn. Net zoals ook iedereen, rein of onrein, het vlees van herten mag eten. 16Maar jullie mogen geen vlees eten waar nog bloed in zit. Je moet het bloed eerst laten wegstromen in de grond.
17Je mag geen offers brengen in je eigen woonplaats. Geen offers van een tiende deel van je oogst, zoals graan, druiven of olijfolie. Geen offers van kalfjes, lammetjes en geitjes die het eerst geboren zijn. En ook geen andere offers, zoals offers die je brengt als je iets beloofd hebt aan de Heer, en offers die je vrijwillig brengt. 18Je mag alleen offers brengen op de plaats die de Heer, je God, uitgekozen heeft.
Alleen daar, op de plaats waar de Heer woont, mag je een offerfeest houden. Daar mag je eten van alles waar je hard voor gewerkt hebt. Houd daar een feestmaal, samen met je kinderen en je slaven. En ook met de Levieten die dan in jullie stad wonen. 19Vergeet hen vooral niet.
Dieren mogen overal geslacht worden
20-21De Heer, jullie God, zal een groot gebied aan jullie geven. Dat heeft hij beloofd. Dus misschien ligt de plaats die hij als zijn woonplaats kiest, ver bij je vandaan. Dan mag je je dieren gewoon in je eigen woonplaats slachten. Als je graag vlees wilt eten, kun je dat dus gewoon doen.
De koeien, schapen of geiten die de Heer je gegeven heeft, moet je slachten zoals ik het jullie geleerd heb. 22Iedereen mag van die dieren eten, ook mensen die onrein zijn. Net zoals ook iedereen, rein of onrein, het vlees van herten mag eten. 23-24Maar jullie mogen geen vlees eten waar nog bloed in zit. Want bloed betekent leven. En iets waar leven in zit, mag je niet eten. Je moet het bloed eerst laten wegstromen in de grond.
25Als jullie je daaraan houden, dan zal het goed gaan met jullie en je nakomelingen. Want dan doen jullie wat de Heer graag wil.
Offeren mag alleen op Gods altaar
26Jullie mogen dus overal slachten. Maar de offers en geschenken voor de Heer moet je meenemen naar de plaats die hij uitkiest. 27Stel dat je op het altaar van de Heer, je God, een dier offert dat helemaal verbrand moet worden. Dan moet je ook het bloed offeren. En als je een offer brengt voor een feestmaal, dan moet je het bloed langs de zijkanten van het altaar gieten. Het vlees mag je daarna opeten.
28Houd je precies aan alles wat ik nu tegen jullie zeg. Als jullie goed naar mijn woorden luisteren, zal het goed gaan met jullie en je nakomelingen. Want dan doen jullie wat de Heer graag wil.
Vereer geen andere goden
29In het land waar jullie gaan wonen, wonen nu nog andere volken. De Heer zal die volken voor jullie vernietigen. En dan zullen jullie het land bezitten, en er wonen.
30Maar denk niet: Hoe zouden die volken hun goden vereerd hebben? Misschien kunnen wij het ook op die manier doen!
Als jullie dat denken, loopt het slecht met jullie af. 31Want de Heer, jullie God, wil niet dat jullie die volken nadoen. Zij hebben voor hun goden dingen gedaan die de Heer afschuwelijk vindt. Ze hebben zelfs hun eigen kinderen aan die goden geofferd!