Waar kun je wijsheid vinden?
1‘Zilver is altijd wel ergens te vinden,
en er zijn plaatsen waar je naar goud kunt zoeken.
2IJzer wordt uit de aarde opgedolven,
uit erts wordt koper gesmolten.
3De mens dringt door tot duistere diepten,
hij doorzoekt het gesteente
tot in de verste uithoeken.
4Hij boort een mijnschacht, ver van de bewoonde wereld,
ver weg van de mensen hangt hij daar,
zoekend naar steun voor zijn voeten.
5Boven op de aarde groeit het graan,
maar diep binnenin woelt een vuur alles om.
6In haar gesteente vindt men saffier,
het stofgoud kleeft eraan vast.
7Geen roofvogel weet de weg erheen,
geen havik kan het ontdekken.
8De machtige dieren zijn er nooit geweest,
geen leeuw is er ooit doorgedrongen.
9Alleen de mens pakt het gesteente aan
en woelt de bergen grondig om;
10hij hakt gangen in de rotsen
en ontdekt er allerlei kostbaarheden;
11hij damt onderaardse stromen af
om verborgen schatten aan het licht te brengen.
12Maar wijsheid, waar kun je wijsheid vinden
en waar komt inzicht vandaan?
13Niemand kent de weg naar de wijsheid;
wijsheid ligt buiten het bereik van mensen.
14In de oceaan is zij niet te vinden,
in de zee zoekt men vergeefs.
15Voor geen goud is ze te koop,
met geen zilver te betalen.
16Goud uit Ofir weegt er niet tegenop,
noch onyx of saffier.
17Het fijnste glaswerk valt erbij in het niet,
men kan haar niet ruilen tegen gouden schalen.
18Wijsheid is meer waard dan koraal en kristal,
kostbaarder dan een buidel met parels.
19Topaas uit Nubië valt erbij in het niet,
het zuiverste goud weegt er niet tegenop.
20Wijsheid, waar kun je wijsheid vinden
en waar komt inzicht vandaan?
21Ze onttrekt zich aan het oog van levende wezens,
zelfs de vogels ontdekken haar niet.
22Voor de dood en het dodenrijk is zij een onbekende;
ze kennen haar alleen van horen zeggen.
23Alleen God kent de weg erheen,
hij alleen weet haar te vinden.
24Want hij kijkt tot de grenzen van de aarde
en niets onder de hemel ontsnapt aan zijn blik.
25Toen hij de wind aan banden legde
en de zee had afgegrensd,
26de regen de wet voorschreef
en bepaalde hoe de donderwolken zouden gaan,
27toen zag hij de wijsheid en toetste haar,
hij bepaalde haar plaats en doorgrondde haar.
28En God sprak tot de mensen:
Wijsheid, dat is: ontzag voor mij,
inzicht is het vermijden van kwaad.’