1Een lied uit de bundel van David.
Bescherm mij, God,
bij u ben ik veilig.
2Ik zei tegen u:
‘U bent mijn God;
niemand gaat boven u.’
3In dit land worden vele afgoden vereerd;
ook ik had voor hen gekozen.
4Maar wie achter andere goden aan loopt,
stort zich in ellende.
Ik zal die afgoden geen offers meer brengen,
ik zal hen niet vereren,
hen niet te hulp roepen.
5U, Heer, bent al wat ik heb,
mijn leven ligt geheel in uw handen.
6Ik ben tevreden met mijn lot,
gelukkig met wat u mij hebt gegeven.
7Ik bewijs eer aan de Heer,
want hij heeft mij goede raad gegeven;
zelfs ’s nachts zijn mijn gedachten bij hem.
8Ik houd de Heer altijd voor ogen;
hij is aan mijn zijde,
mij zal niets overkomen.
9Daarom verheug ik mij
en juich ik,
ik voel me helemaal veilig.
10U ben ik toegedaan,
u levert me niet over aan het dodenrijk,
u houdt mij weg van het graf.
11U wijst mij de weg naar het leven;
in uw aanwezigheid ben ik blij,
in uw nabijheid ben ik gelukkig,
voor altijd.
Uw browser ondersteunt geen HTML5 audio.