De Here, de rechtvaardige Rechter
1De Here is Koning. Dat de aarde juiche,
dat vele kustlanden zich verheugen.
2Rondom Hem zijn wolken en donkerheid,
gerechtigheid en recht zijn de grondslag van zijn troon.
3Vuur gaat voor zijn aangezicht uit,
het zet zijn tegenstanders rondom in vlam.
4Zijn bliksemen verlichten de wereld,
de aarde ziet het en beeft.
5De bergen versmelten als was voor het aanschijn des Heren,
voor het aanschijn van de Here der ganse aarde.
6De hemelen verkondigen zijn gerechtigheid,
en alle volken zien zijn heerlijkheid.
7Alle beeldendienaars zullen beschaamd worden,
zij die zich op afgoden beroemen;
buigt u voor Hem neder, alle gij goden.
8Sion heeft het gehoord en zich verheugd,
de dochters van Juda hebben gejuicht
om uw gerichten, o Here.
9Want Gij, Here, zijt de Allerhoogste over de ganse aarde,
Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
10Gij, die de Here liefhebt, haat het kwade;
Hij, die de zielen van zijn gunstgenoten bewaart,
redt hen uit der goddelozen hand.
11Het licht is voor de rechtvaardige gezaaid,
en vreugde voor de oprechten van hart.
12Gij rechtvaardigen, verheugt u in de Here
en looft zijn heilige naam.